Mensen vragen mij met grote regelmaat wat verslaving nu eigenlijk is. Meestal – niet altijd, want niet altijd zin - haal ik dan eens diep adem en steek ik mijn riedeltje af. Verslaving is een voor 50 procent genetisch bepaalde aandoening. Een chronische, recidiverende (terugkerende) hersenaandoening. Een neurobiologische stoornis van het brein. Andere oorzaken dan die van je genen kunnen zijn: sociale factoren, andere mentale ziektes en PTSS. Maar het genetisch risicoprofiel dient wel aanwezig te zijn. Studies hebben uitgewezen dat er bij verslaafde mensen kleine verschillen in het DNA zitten. De vraag is dan altijd welk percentage genetisch en hoe groot het aandeel omgevingsfactoren is. Het antwoord is allebei 100 procent. Het brein komt tot ontwikkeling in interactie met de omgeving. Het een gebeurt niet zonder het andere. Het is geen simpele kwestie van oorzaak en gevolg. Er treedt inflatie op van het beloningssysteem van het brein. We spreken ook wel over het overschrijden van de Pickle Line. Slechts tien procent van alle drugsgebruikers en alcoholdrinkers wordt verslaafd. Verslaving is een verstoring van het beloningssysteem in de hersenen. An impaired response inhibition and salience attribution-syndroom.
Kun je het nog volgen? Best ingewikkeld, hé?
Maar ja, vraag eens aan een kankerpatiënt wat nu eigenlijk kanker is. Ik verzeker je dat die je hetzelfde ingewikkelde antwoord kan geven. Zeer beknopte samenvatting: zeer complexe ziekte, die start met een beschadiging in het DNA, die tot ongeremde celdeling leidt. Oorzaken: genetische aanleg, ongezonde leeffactoren, sociale omgeving en infecties.
Mijn punt is dat niemand dat ooit aan iemand met kanker zal vragen. Op de mededeling dat iemand kanker heeft zal de omgeving waarschijnlijk hoogst empatisch reageren. En terecht, natuurlijk. Bij mijn uitleg over verslaving volgt in 99 procent van de gevallen een discussie. Of het wel een ziekte is. Of je het niet zelf veroorzaakt hebt. En daar wordt meestal een gezicht bij getrokken van: ja, dat zou ik ook zeggen! En daar word ik wel eens moe van.
Stel je de volgende reacties eens voor op de mededeling dat je borstkanker hebt. ‘Ach, wat moet jij je ouders een verdriet doen.’ ‘Wat is er in jouw jeugd gebeurd dat je dit nu hebt? Tja, ik voed mijn kinderen zo op dat ze geen drugs en niet teveel alcohol gebruiken.’ Grof toch? Ik vermoed dat ik de discussie de laatste tijd een beetje teveel heb moeten aangaan. Even pauze en dan weer met volle kracht erin. Het steeds maar weer vertellen, is namelijk het enige dat helpt. De tijd dat we ons moesten schamen omdat we kanker kregen, ligt namelijk helemaal nog niet zo heel gek ver bij ons vandaan.
LEES MEER...