Even niet zo serieus. Ik zie het aan je ogen, ze staan speels. Je trekt die zwaarte even niet. Je maakt constant grapjes. Zit te wiebelen op je stoel. ‘Zullen we het gewoon eens over helemaal niets hebben?’, vraag ik. ‘Lekker’, zeg je.
De afgelopen sessies waren zwaar voor je. Je wilde me vertellen over je verleden. Over hoe je opgegroeid bent met een depressieve moeder. Je vader deed zijn best. Maar hij was te streng. Zo was hij zelf ook opgevoed. Je vertelde me hoe je daar begrip voor hebt. Hoe je hen vergeven hebt. Je vertelde me hoe er nooit liefde of oog voor jou was. De tranen rolden bijna continu over je wangen.
Ik heb je nu al een paar keer gezien. Je kwam bij mij, omdat je behoefte had aan wat ondersteuning. Je gaf aan dat je weinig vertrouwen hebt in hulpverleners. Te veel meegemaakt. Trajecten, grote instanties. Je voelde je een vreemde, een nummer. Vrienden hebben je overgehaald. Doorslaggevend was het argument dat het nét zo goed gaat. In mijn hoofd maakte ik de aantekening om bij jou extra de tijd te nemen. Het rustig aan te doen.
Ik heb heel veel respect voor jou. Dat zeg ik je ook. Je hebt een lange weg afgelegd. De eetstoornis heeft je niet meer in zijn greep. Je hebt in al die jaren veel onbegrip gekend. Bent nageroepen om je gewicht. De wc-pot werd je beste vriend. Door dik en dun. Letterlijk. Een trieste glimlach op je gezicht.
Ik weet alle geheimen: waar je het eten het beste kunt verstoppen; wat je moet doen met de verpakkingen; waar je het geld vandaan haalt; waar je je laxeermiddelen bestelde. Ik weet van je hoe je op het werk altijd een precies aantal minuten wachtte, voor je je na de lunch op de toilet terugtrok. Altijd met die glimlach op je gezicht. We praten over al jouw trucs, alsof we tieners zijn en over jongens praten. Dat kan nu, omdat je ze niet meer nodig hebt.
Ik weet van de moeilijkste periodes. Van hoe de drang om te eten soms zo groot was, dat je dingen uit de prullenbak viste. Dat je niet meer zo nauw keek naar de houdbaarheidsdatum. Een beetje schimmel, sneed je er gewoon af. Ik kijk er niet van op. Ik heb het vaker gehoord. Een eetstoornis doet rare dingen met je.
Ondanks alles: je verleden, je gewicht, de negatieve ervaringen met andere mensen, vond je toch die kracht om te herstellen. Dat moet dan toch wel een overlevingsdrang zijn. Een soort oerkracht? Denk ik bij mezelf. Een Kampioen. Ik sta er keer op keer weer versteld van. In mezelf welt een gevoel van trots op. Tranen in mijn ogen. Ik heb de neiging om je te omhelzen, maar dat is ook zoiets. Stoer zeg ik: ‘Echt knap.’
Ik schuif mijn stoel naar achter en ga er eens lekker voor zitten. Buiten de regels om, bied ik je een kopje koffie aan. ‘Goed’, zeg ik. ‘Vertel me nu maar eens waar je die leuke trui vandaan hebt.’
De verhalen zijn afgeleid van het echte leven, maar niet gebaseerd op echte patiënten.
LEES MEER...