‘Het enige wat ik wil, is dat het stopt.’ Ik hoor het mij nog zeggen tijdens de aangifte. ‘Ik word 24/7 geterroriseerd door mijn ex. Ik trek het niet meer.’ Ook nu, twee jaar later, kan ik alleen maar huilen, maar nu omdat ik een brief van het OM ontvang. De zittingsdatum is bekend: 14 april 2021. In blinde paniek bel ik mijn sponsor. ‘Het gaat gebeuren. Hij komt voor!’. ‘Jeetje Marlijn, hoe voel je je?’ En terwijl ik die vraag tot me door laat dringen voel ik blijdschap, opluchting, angst, verdriet en boosheid tegelijk.

De twee weken in aanloop naar de rechtszaak pak ik elke dag een meeting, maak ik wandelingen met fellows, bel ik dagelijks mijn sponsor en werk ik stug door aan mijn wroklijst. Het mag geen toeval zijn dat ik daar nu midden in zit.  
De rechtszaak duurt bijna drie uur. De Officier van Justitie spreekt mijn ex aan: ‘U staat terecht voor belaging en identiteitsfraude (…) U hield het, zelfs na het stopgesprek, nog acht maanden vol tot u op een vroege ochtend gearresteerd werd’. Terwijl hij tijdens de twee dagen voorarrest zweeg, leest hij nu een verklaring voor. Eén grote brei van zelfmedelijden, leugens en verdraaiingen. Hij zegt een aandeel in het geheel te hebben, maar wordt niet specifiek. Ook is er geen excuus aan mij, voor wat hij mij heeft aangedaan. Vragen van de rechter beantwoordt hij niet.
Zijn advocaat doet daarna een verwoede poging mijn aandeel in het geheel duidelijk te maken. Hij doet een boekje open over onze knipperlichtrelatie (vraag me niet waarom) en lees een e-mail voor uit 2017 die ik aan mijn ex stuurde: Lieverd, ik weet wat jij wil en ik weet wat ik wil, maar ik zie gewoon niet hoe ik het kan combineren, zonder dat ik mijzelf tekort doe. Ik mis je, ik haat je. Ik wil je, ik houd van je. Ik wil je wegduwen, je aantrekken. Ik wil je afstoten, ik wil je raken. Ik wil mij verliezen en niets meer voelen. Ik wil alles en ik wil niets van dit alles.

‘Mooi geschreven’, fluistert mijn sponsor en geeft mij een knipoog. Ik knap bijna uit elkaar van woede. Hoe kan hij van alle duizenden e-mails die we hebben uitgewisseld deze kiezen? Weet hij dan niet meer hoe het daarna verder ging? Waarom wordt dát niet voorgelezen?
Hij schreef toen terug: ‘Ja duidelijk. Ik heb dat ook. Totaal tegenstrijdige gevoelens. Behalve 1, die blijft hetzelfde. Ik wil je niet hoeven missen’.
‘Wat is er bij jou dan zo tegenstrijdig?’ vroeg ik hem in de hoop dat hij meer woorden zou gebruiken.
‘Ik wil je doodknuffelen of doodslaan.’

En dit was niet de eerste keer dat hij mij intimideerde. De vorige serieuze poging de relatie te verbreken deed ik in 2015. Toen stelde hij voor mijn huissleutels langs te brengen en netjes afscheid te nemen. De volgende dag stormde hij ’s ochtends vroeg mijn huis binnen, scheurde mijn badjas kapot en verkrachtte mij in mijn eigen bed. Het schoppen, schreeuwen en wegduwen had niet geholpen. Hij was te sterk.
Tijdens de zitting voel ik mijzelf langzaam afdwalen. Ik hoor de Officier van Justitie haar verhaal doen en de straf eisen. Vervolgens de Rechter die daar nog niet de helft van toewijst. Ja, hij is veroordeeld, ik hoor het haar zeggen, maar ik voel geen opluchting. Ik voel helemaal niets.
Eenmaal buiten voor het Gerechtshof voel ik langzaam de zucht opkomen.
‘Ik wil gebruiken. Ik wil nu alleen nog maar gebruiken!’ Ik sta op mijn tenen te springen, alsof ik op ontploffen sta.
‘Ik begrijp het,’ zegt mijn sponsor begripvol en ze leidt mij naar de auto.
‘Het moest alleen maar stoppen, maar nu heeft hij een strafblad!’ Ik voel me volledig verscheurd.
‘Ik begrijp je helemaal.’
En terwijl we naar haar huis rijden voegt ze daaraan toe: ‘Je gaat pas naar huis als je rustig bent. Tot die tijd blijf je bij mij.’

Reageer reacties (0)
LEES MEER...