30-3-2016: Ben ik hiervoor nou nuchter geworden? Alles is voor niets geweest. Wat een waardeloze bende.
Dit waren mijn exacte gedachten, exact drie jaar geleden. Vers uit de kliniek, begreep ik geen snars van al die mensen die zo ontzettend blij en dankbaar in herstel waren. Ik vond herstellend verslaafden doodeng. Ik zag ze als een sekte die de hele dag in een kringetje hun lijfliedje zongen (Serenity Prayer) en verder maar doorbrabbelden over hoe fantastisch een nuchter leven wel niet was. Kan niet, dacht ik. Wat een kumbaya hippies. Nu ben ik zelf al jaren in herstel en zie ik hetzelfde in de ogen van mensen die nieuw komen kijken in herstel. Drie jaar geleden was mijn leven een puinhoop. Ik was een puinhoop. Misschien wel een grotere puinhoop dan ik verslaafd ooit ben geweest. Mijn leven was een stijgende lijn van geluk geweest sinds mijn herstel. Ik vond Luuk, we klusten ons een ongeluk in ons nieuwe huis, ik had de leukste baan ter wereld (deze baan) en alles klopte. Tot we besloten onze grootste wens in vervulling te laten gaan: een gezin.
En toen ging alles mis. Bij de eerste miskraam dachten we nog: kan gebeuren en vol goede moed verder. Acht miskramen en drie jaar verder was er van die goede moed niets meer over. Ik was al drie jaar zwanger zonder baby. Het was tijd voor het grotere werk. We gingen naar het Universitair Ziekenhuis in Gent, want daar zouden ze gespecialiseerd zijn. Ik werd getest. Mijn man Luuk werd getest. Maar een verklaring werd niet gevonden. ICSI dan maar en vol goede hoop stortten we ons daarop. Ik moest elke dag de hoogste dosering hormonen spuiten en slikken, in de hoop dat een mogelijke zwangerschap zou blijven zitten. Op een normale dag slikte ik tien pillen en zette ik drie spuiten in mijn buik. Van al die hormonen werd mijn stemming er op zijn zachtst gezegd niet beter op. Ik werd boos. Op alles. Ik heb mijn koekblikauto een keer voor een bus gegooid en ik dwong hem te stoppen, omdat hij me afsneed. Niet dat ik toen iets deed hoor, ik gooide mijn vuist een keer boos de lucht in en scheurde weer verder. Drie ICSI behandelingen mislukten en toen kwam het gesprek: Ze wilden niet verder behandelen. De kans was nihil dat we ooit een baby van onszelf zouden krijgen.
Daar zaten we dan. Jaren verder. Ik kende mijn lichaam niet meer, dat kapot en beurs was van alles. Ik kende mijzelf niet meer: boos, verdrietig, verslagen. Zelfs mijn sarcastische humor, waar ik altijd op had geleund, was omgeslagen in agressie. Maar hee: ik was wel nuchter. Joepie. Als ik toch een stuiver had gekregen voor elke keer dat tijdens die periode mensen zeiden: ‘Ik zou het echt begrijpen als je nu zou gaan drinken.’ Maar weer gaan drinken is nooit een optie geweest. Nooit. Ik had alles te danken aan een nuchter leven. Dat iemand überhaupt een gezin met mij zou willen, had ik te danken aan mijn herstel. En dat het leven even niet zo liep als ik zo graag had gewild, was geen reden om terug te vallen. Eerst maar eens zien hoe ik me over een jaar zou voelen. Langzaam, heel langzaam, ging ik me beter voelen.
Tot Luuk op een dag zei: ‘Ik kan het niet afsluiten, zullen we het nog één keer proberen?’ Hij heeft me huilend naar de eerste echo gesleept. Het gezicht van de gynaecoloog die me al tig keer had moeten vertellen dat het weer mis was, zal ik nooit meer vergeten. Het waren twee baby’s! En die twee baby’s gingen nergens heen, zo bleek. Nu ben ik moeder van Roos en Teddy. Is dit het allemaal waard geweest? Ja. Was dit ooit gebeurd als ik één wijntje had gedronken om ‘even nergens aan te hoeven denken’ toen ik dacht dat de strijd gestreden was? Absoluut niet.
Soms is het leven een zure bom. Een zure, stinkende, rotte bom. En neemt het een heeeeeele lange omweg om te laten zien dat nuchter zijn loont. Je ergste dag nuchter is nog steeds beter dan je beste dag in gebruik. Uiteindelijk. Ook al zie je dat op dat moment niet. Kumbaya hippies.
Bovenstaande editorial van hoofdredacteur Lotje Donkers verschijnt in Lef 2 2019.
LEES MEER...