Bron: artikel uit het NRC
20-10-2017
Ja, het lukt sommige verslaafden de fles voorgoed te laten staan. Daarom zou verslaving volgens velen geen ziekte zijn. Maar volgens deze vier wetenschappers zijn verslaafden wél ziek en hebben ze recht op hulp.
Harald Merckelbach, hoogleraar rechtspsychologie, wond zich in zijn column (14/10) op over de bewering van psychiater Bram Bakker dat verslaving een ziekte is. Merckelbach schrijft: „Een verslaafde kan ’s ochtends opstaan en zeggen: genoeg, vandaag kap ik met alcohol en cocaïne.” Hij waarschuwt ook dat de bewering dat verslaving een hersenziekte is, verslaafden kan infecteren met het idee dat stoppogingen zinloos zijn. Verslaving een ziekte? Merckelbach doet het af als een mythe.
Maar juist die bewering is schadelijk voor de verslaafde, zijn omgeving en de maatschappij. Dat er talrijke verslaafden zijn die er in slagen om te stoppen met middelengebruik is hooguit de halve waarheid. Terugval in middelenmisbruik is eerder regel dan uitzondering, want de overgrote meerderheid van de verslaafden begint binnen enkele weken of maanden opnieuw. De verslaafde die stopt is daarmee nog niet genezen. Afwijkingen in het brein maken dat hij nog steeds kwetsbaar is, de verslaving kan zich opnieuw manifesteren.
Merckelbach geeft wel toe dat cocaïne en alcohol de chemie in het brein beïnvloeden. „Maar dat betekent nog niet dat verslaving een ziekte is die mensen berooft van vrije wil en dus verantwoordelijkheid”, schrijft hij meteen daarna. „Dag in dag uit met een taxi door London navigeren, verandert ook aantoonbaar je brein”, diept hij een vergelijking van Dalrymple op. „Toch zou het absurd zijn om te beweren dat taxiën een ziekte is.” Inderdaad, onze hersenen veranderen voortdurend ten gevolge van dingen die we doen of meemaken. Dat is het wonderlijke aan het brein: het past zich voortdurend aan, in een veranderlijke wereld. Dat verslaving hierom geen ziekte is, snijdt echter geen hout. Veranderingen in hersenfunctie zijn gevonden bij allerlei ziektes, zoals depressie, schizofrenie en alzheimer. Dat er in de hersenen van verslaafden allerlei veranderingen zijn gevonden, betekent wellicht niet automatisch dat het een ziekte is, maar het betekent ook zeker niet dat het géén ziekte is.
Waarom denken wij dan dat verslaving weldegelijk een hersenziekte is? Welnu, enkele decennia aan wetenschappelijk onderzoek, bij proefdieren én mensen, heeft aangetoond dat herhaald, langdurig gebruik van genotmiddelen leidt tot functionele veranderingen in de hersenen, die bij kwetsbare individuen het meest uitgesproken zijn. Dit gebeurt in delen van het brein die betrokken zijn bij emoties, zoals genot en angst; bij allerlei leerprocessen; bij motivatie; en bij hogere cognitieve functies, zoals plannen maken, beslissingen nemen en het beheersen van impulsen. Inderdaad, verstoorde emoties en motivatie, verstoorde leerprocessen (zoals de pavloviaanse leerprocessen die Merckelbach noemt; ze spelen een belangrijke rol bij verslaving, maar zijn, anders dan hij voorstelt, lang niet het enige proces dat is aangedaan) en het nemen van verkeerde beslissingen zijn zaken die we herkennen in het weinig rationele en veelal destructieve gedrag van verslaafden.
Bovendien – en daar zit ‘m de kneep – houden deze veranderingen lang aan, veel langer dan het middelenmisbruik zelf. Anders dan wat je misschien zou denken (en wat Merckelbach impliciet stelt) functioneren de hersenen van een afgekickte nog heel lang anders dan het brein van die persoon voordat hij verslaafd raakte. Het is omdat die hersenfuncties zo langzaam herstellen dat verslaafden zo makkelijk terugvallen.
Verslaving kenmerkt zich door irrationeel gedrag, dat schadelijk is voor de persoon en zijn omgeving. Dit gedrag hangt samen met langdurige veranderingen in hersenfuncties, mede als gevolg van erfelijke aanleg en door chemische interactie tussen middel en brein. Wij zijn daarom stellig van mening dat verslaving een ziekte is en dat het ook een hersenziekte is. Tegelijk zijn wij er ons terdege van bewust dat dit gegeven voor velen, Merckelbach incluis, moeilijk te accepteren is. Waarschijnlijk hangt dat samen met het idee dat verslaving iets is dat de persoon zichzelf aandoet. Niemand dwingt ze toch om elke keer weer naar de fles te grijpen? Hier steekt de mythe van de vrije keus zijn verraderlijke kop op. Geen enkele verslaafde kiest er bewust voor om zijn leven te verwoesten; de ‘keus’ (zo die er al is, in een samenleving waar genotmiddelen op elke straathoek te koop zijn) is er één voor de positieve effecten van gebruik, niet voor verslaving, die later ontstaat. Bovendien, zo hebben we reeds uitgelegd, vermindert verslaving het functioneren van die delen van de hersenen die belangrijk zijn voor het nemen van weloverwogen beslissingen en het beheersen van impulsen. Als er al een keus is om je beter te gaan gedragen, is die voor een verslaafde met zijn kwetsbare brein een stuk moeilijker om te maken.
Betekent dit dat verslaafden ‘er niets aan kunnen doen’? Natuurlijk niet. Er is een heleboel te doen aan verslaving en onderzoekers zijn druk bezig te ontrafelen welke kenmerken en veranderingen in het brein cruciaal zijn, hoe er ingegrepen kan worden om de functie van het verslaafde brein te herstellen en hoe deze kennis gebruikt kan worden om betere behandelingen te ontwikkelen.
Onderzoek bij mens en proefdier heeft bijvoorbeeld al laten zien dat je door de activiteit van een enkel hersengebied te beïnvloeden, veranderingen ten goede kunt bewerkstelligen in verslavingsgedrag. Het aantal effectieve behandelingen voor verslaving is de laatste jaren steeds groter geworden en de verwachting is dat dit door neurowetenschappelijk onderzoek verder zal toenemen. Gelukkig maar, verslaving is een ziekte en er is iets aan te doen. Echter, door simpelweg te suggereren dat het oplossen van verslaving een kwestie is van op een goede ochtend besluiten dat het genoeg is en dat verslaving geen ziekte is, wekt Merckelbach een verkeerde indruk van dit probleem. Immers, als verslaving geen ziekte is, hebben verslaafden ook geen recht op psychologische of medische hulp. Dit is een situatie die we, met het oog op de steeds betere behandelingsmogelijkheden en de desastreuze gevolgen van het onbehandeld laten van verslaving, koste wat het kost moeten voorkomen.
Louk Vanderschuren is hoogleraar Neurobiologie van Gedrag (Universiteit Utrecht), Taco de Vries is hoogleraar Behavioural and Translational Neurosciences (Vrije Universiteit), Anneke Goudriaan is bijzonder hoogleraar Werkingsmechanismen en Behandeling van Verslaving (Arkin GGZ Amsterdam, Academisch Medisch Centrum, Universiteit van Amsterdam), Wim van den Brink is emeritus hoogleraar Verslavingszorg (AMC-Universiteit van Amsterdam).
LEES MEER...