Professor Dick Swaab is een van de grootste hersenonderzoekers van deze tijd. Wat hem daarnaast zo bijzonder maakt, is dat hij zijn immense kennis kan vertalen in begrijpelijke taal zodat de materie voor iedereen toegankelijk wordt. Dat is ook de reden dat zijn in 2010 uitgekomen boek Wij zijn ons brein een heuse bestseller werd. Ook is hij niet bang om tegen heilige huisjes aan te schoppen. In een vraaggesprek met Lef verklaart de neurobioloog de mechanismes van ons brein en van de ziekte verslaving.
Dit interview verscheen in februari 2012 in Lef Magazine
Tekst Jolande Bastiaans
Fotografie Leon van den Broek
U stelt dat de mens veel minder maakbaar is dan tot voor kort werd aangenomen. Kunt u uitleggen wat u hiermee bedoelt?
‘De karaktereigenschappen, talenten en tekortkomingen van een mens liggen voor een belangrijk deel al vast bij de geboorte. De mens is daardoor niet in staat om te veranderen van onder meer: seksuele voorkeur, geslachtsidentiteit en karakter. Deze eigenschappen zijn aangeboren. In de vorige eeuw dacht men dat de mens maakbaar en dus nog te veranderen was. Zo dacht men bijvoorbeeld dat een volwassen persoon nog kon wisselen van seksuele voorkeur. Dat hebben we onlangs nog mee kunnen maken in de zaak van de omstreden homotherapie, waarbij de organisatie Different beweerde dat ze van homoseksuele mannen brave heteroseksuele huisvader kunnen maken. Tegenwoordig weten we dat al deze zaken al ver voor de geboorte vastliggen. Vroeger dacht men ook dat men geslachtsgebonden gedrag kon beïnvloeden. Dus werd aan jongens- en meisjesbaby’s hetzelfde onzijdige speelgoed aangeboden. Hierdoor zouden ze minder typisch manlijk en vrouwelijk gedrag gaan vertonen. Nu weten we dat dit onzin is. Jongetjes spelen met jongensspeelgoed als autootjes, meisjes het liefst met poppen. Dat heeft met genderidentiteit en identificatie te maken en daar is niets mis mee.’
Toch zijn ook de invloeden in de baarmoeder heel belangrijk voor de ontwikkeling van de hersenen van het ongeboren kind. Hoe zit dat dan?
‘Ja, het is niet alleen maar genetica. Ook de omstandigheden waarin het ongeboren kind in de baarmoeder groeit, zijn uitermate belangrijk. Vooral chemische stoffen kunnen het kind beschadigen. De baby is volkomen afhankelijk van de moeder. Veel stoffen passeren de placenta, terwijl de hersenen nog volop in ontwikkeling zijn. Alcohol en geneesmiddelen hebben directe invloed op het kwetsbare ongeboren brein van het kind. Dit kan leiden tot te kleine hersenen en ernstige geestelijke achterstanden. Ook het roken van de moeder remt de hersenontwikkeling van het kind en verhoogt de kans op onder andere ADHD, agressief gedrag en impulsiviteit.’
'Nog niet zo lang geleden dacht men dat een volwassen persoon nog kon wisselen van seksuele voorkeur'
Hoe zit het dan vervolgens met schadelijke/traumatische invloeden waarmee dat kind in de jeugd mee geconfronteerd wordt? Welke rol speelt de opvoeding?
‘Een slechte opvoeding en traumatische ervaringen, zoals verwaarlozing of misbruik, programmeren het brein van een kind op een slechte en onomkeerbare manier. Wanneer een kind in de baarmoeder of tijdens de jeugd blootgesteld wordt aan stress, dan wordt de stress-as in het brein geactiveerd. Een kind dat misbruikt wordt, blijft daar voor de rest van het leven gevolgen van ondervinden. Er zijn dus drie oorzaken van hersenaandoeningen en beschadigingen: genetische aanleg, chemische invloeden in de baarmoeder en schadelijke omstandigheden tijdens de jeugd en ontwikkeling. Ik grapte wel eens tegen mijn moeder dat wat er ook met mij mis was, het hoe dan ook haar schuld was.’
Ja, de stress-as. Daar heeft u het ook geregeld over in uw boek. Wat is dat precies?
‘De stress-as is het stresssysteem van het brein. Het is een nuttig systeem, want dat helpt ons om stress te kunnen doorstaan. Wanneer wij in een stressvolle situatie komen, produceren onze hersenen de stof CRH. Deze stof stimuleert de bijnier tot het afgeven van het stresshormoon cortisol. Dit hormoon helpt ons door de stressvolle situatie heen. Maar de stress-as kan ook aangeboren overactief zijn. Deze mensen hebben meer kans om een depressie te krijgen. De stress-as kan ook overactief zijn door eerdere schadelijke invloeden in de baarmoeder en door gebeurtenissen als kind. Als deze stress-as door deze zaken te hoog staat afgesteld, reageren mensen te sterk op problemen in de omgeving en kunnen ze een depressie ontwikkelen.’
U beschrijft in uw boek uitgebreid over het Amsterdamse Hongerwinter Onderzoek. Daaruit blijkt dat de baby’s die na die winter van 1944 geboren werden een verhoogde kans hadden op diverse hersenaandoeningen. Kunt u dat uitleggen?
‘Een tekort aan voedingsstoffen leidt ook tot een gestoorde hersenfunctie van het kind. Krijgt de baby te weinig voedingsstoffen, kan dat grote gevolgen hebben. Onderzoekers van het AMC hebben de gevaren van ondervoeding in de baarmoeder aangetoond. Kinderen van moeders die tijdens de hongerwinter van 1944-1945 zwanger waren, hadden niet alleen een te laag geboortegewicht, maar hadden later ook een grotere kans op asociaal gedrag, schizofrenie, depressie, vetzucht en verslaving.’
Waarom wordt de ene mens verslaafd en de andere niet?
‘Een verslaving is een vroege hersenontwikkelingsstoornis. De erfelijke factoren voor het karakter en het krijgen van aandoeningen van een mens liggen al vanaf de bevruchting voor een groot deel vast, dus ook de kans die we lopen op het krijgen van een verslaving. Studies hebben uitgewezen dat er bij verslaafde mensen kleine verschillen in het DNA zitten. Het gaat om kleine variaties in het DNA van genen die betrokken zijn bij de productie of afbraak van chemische boodschappers in de hersenen. Maar de kans op verslaving wordt ook deels veroorzaakt door de omgeving. De vraag is dan altijd welk percentage genetisch en hoe groot het aandeel omgevingsfactoren is. Het antwoord is allebei 100 procent. Het brein komt tot ontwikkeling in interactie met de omgeving. Het een gebeurt niet zonder het andere. Het is geen simpele kwestie van oorzaak en gevolg. De genetische aanleg dient er te zijn. Hoe hoog het risico is, wordt bepaald door de omstandigheden. Bepaalde chemische boodschappers in onze hersenen zorgen ervoor dat we ons goed voelen: het zogeheten beloningsysteem. We denken nu dat dit systeem niet helemaal goed werkt bij verslaafden. Dat ze een grotere kick nodig hebben - verslavende middelen dus - om zich net zo goed te voelen als andere mensen.’
Oké, en dan gaat iemand gebruiken/drinken. Wat gebeurt er dan vervolgens met dat beloningssysteem?
‘Het beloningsysteemis eensysteem in ons brein dat gericht is op het krijgen van een beloning. Dit systeem is betrokken bij alles wat we als plezierig ervaren, zoals eten, verliefdheid, seks en bovendien ook bij verslaving. De stof dopamine is een belangrijke chemische boodschapper of neurotransmitter van het belonend systeem. De afgifte van deze stof maakt dat we dingen leuk en plezierig vinden. Verslavende stoffen veranderen de beschikbaarheid en/of de werking van de chemische boodschappers die op deze stoffen lijken en die we van nature hebben. Wanneer je regelmatig verslavende stoffen gebruikt, verandert en beschadigt je eigen beloningsysteem en werkt dit niet meer optimaal. Bovendien gaan de hersencellen die deze stoffen produceren kapot. Daardoor heb je iedere keer meer van de stof nodig om hetzelfde plezierige effect te krijgen.’
'We weten nu dat de hersenen alles wat we denken, doen en laten bepalen'
U zegt in uw boek dat anorexia nervosa een ziekte van de hypothalamus is. Kunt u dat uitleggen?
‘Om welk ziekteproces het hier gaat, weten we nog niet in detail, maar we vermoeden dat het zich afspeelt in de hypothalamus, een onderdeel van de hersenen. We weten inmiddels wel dat anorexia een organische oorzaak heeft. Mijn theorie is dat het een auto-immuunziekte is. Anorexia heeft een aantal symptomen, waarvan gewichtsverlies natuurlijk het duidelijkst is, maar we zien ook stoornissen van de schildklier en bijnier. Alle symptomen wijzen op een functiestoornis van de hypothalamus. Deze symptomen kunnen blijvend zijn, ook nadat deze mensen weer in gewicht zijn toegenomen. Dit wijst op een ziekteproces in de hersenen. Ook zie je vaak dat bij deze mensen - lang nadat zij weer normaal eten - er een sterke preoccupatie met eten blijft bestaan. Ze blijven een grote belangstelling houden in alles wat met eten en calorieën te maken heeft. Ook zie je dat alle symptomen van anorexia nervosa op kunnen treden als er een tumor in de hypothalamus zit. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat alle anorexia patiënten een tumor in de hypothalamus hebben, maar wel dat het om een aandoening van de hypothalamus gaat.’
Hoe zit het met gedragsverslavingen zoals seks, gok- en koopverslavingen? Heeft dat ook met het beloningssysteem te maken?
‘De moderne mens heeft als soort mede overleeft doordat wij bepaalde zaken als voedsel en seks als prettig ervaren. Onze hersenen geven dan beloningsstoffen af. Eten en voortplanting zijn dus nodig om als individu, maar ook als groep voort te blijven bestaan. De individuen die dit systeem niet hadden, zijn verdwenen. Risico nemen is ook belangrijk voor het voortbestaan. Bij pubers uit zich dat voor het eerst. Zij worden seksueel actief en dienen zich van de natuur voort te planten. Dat moeten zij doen buiten de eigen groep om de genen te verspreiden. Daarom zoeken zij ook vaak conflicten binnen de eigen kring. Om zich buiten de eigen groep te bewegen is het nodig dat zij risico’s nemen. Het lichaam beloont dit risicovolle gedrag door belonende stoffen af te geven. Dit geeft een lekker prettig gevoel. Gokken is een vorm van risico’s nemen en ook daar kun je verslaafd aan raken.’
Is de schade die een verslaving in de hersenen veroorzaakt te genezen?
‘Dat hangt er van af hoeveel hersencellen er beschadigd zijn. En dat is vervolgens weer afhankelijk van de duur van het gebruik en op welke leeftijd men met het gebruik of gedrag is begonnen. In principe kunnen hersencellen en systemen weer herstellen na misbruik. Daarvoor is het wel nodig om het gebruik van de verslavende stoffen te staken.’
'Het risico op verslaving wordt bepaald door kleine variaties in het DNA van genen die betrokken zijn bij de productie of afbraak van chemische boodschappers in de hersenen'
De nieuwe behandelmethode diepe hersenstimulatie wordt voor diverse aandoeningen gebruikt (Parkinson, epilepsie). Hoe werkt dat? Is dat de therapeutische toekomst voor hersenziekten?
‘Diepe hersenstimulatie (DHS) is een relatief nieuwe therapie, die in korte tijd al opmerkelijke resultaten heeft geboekt. Al moet ik daar wel bij vermelden dat iedere nieuwe behandeling goede resultaten laat zien, simpelweg omdat men van iets nieuws altijd veel verwacht, wat een sterk placebo effect met zich meebrengt. Bij DHS wordt een electrode in een bepaald gebied in het brein gebracht en deze electrode wordt elektrisch gestimuleerd, waardoor je hersencellen kan remmen of stimuleren. Er worden diverse nieuwe resultaten met diepte-electroden bereikt, met name bij de behandeling van parkinsonpatiënten. Maar de behandeling blijkt ook een handige manier om de werking van de hersenen te bestuderen, want er worden daardoor ook nieuwe bijwerkingen gerapporteerd. Zo is er een patiënt met een obsessieve compulsieve stoornis geweest die voor zijn dwanghandelingen behandeld werd – daar ook veel minder last van had – maar die in plaats daarvan de hele dag aan seks moest denken. Waarschijnlijk zat de electrode net verkeerd. Er is recent ook een patiënt met een heroïneverslaving met DHS behandeld. De vooruitzichten voor deze therapie lijken goed, maar toepassingen ervan bevinden zich pas in het beginstadium.’
Wat vindt u van de uitdrukking: Dat zit tussen je oren?
’Ik moet daar altijd hartelijk om lachen. De hersenen zitten helemaal niet tussen de oren, daar zit alleen maar bot. Je zult maar iets aan je hersenen hebben! Wat men eigenlijk bedoelt is: je stelt je aan. Vroeger maakte men strikt het onderscheid tussen het lichaam en de geest. Met de geest werd ons zijn en ons denken bedoeld. Nu weten we dat de hersenen alles wat we denken, doen en laten bepalen. De geest is het product van ons brein.’
U heeft in 1985 de Nederlandse Hersenbank opgericht om hersenonderzoek te bevorderen. Daardoor heeft er heel veel hersenonderzoek plaats kunnen vinden. Is hersenonderzoek anno 2012 nog nodig?
‘De Nederlandse Hersenbank verzamelt hersenweefsel van mensen die overleden zijn. Door onderzoek zijn we de afgelopen 25 jaar heel veel te weten gekomen over hersenziekten. Er is echter nog veel dat we niet weten en waarvoor nog onderzoek nodig is. Onderzoek bijvoorbeeld naar eetstoornissen en verslaving. Alleen als we goed genoeg weten wat het is, kunnen we op zoek naar goede behandelmethoden.’
Uit 'Wij zijn ons brein':
Wij komen ter wereld met hersenen die door een combinatie van onze genetische achtergrond en de programmering gedurende de ontwikkeling in de baarmoeder uniek zijn geworden en waar onze karaktereigenschappen, talenten en beperkingen al voor een belangrijk deel in zijn vastgelegd. Dit geldt niet alleen voor het IQ, het ochtend – of avondmens- zijn, de mate van spiritualiteit, neurotisch, psychotisch, antisociaal en non-conformistisch gedrag, maar ook voor de kans die we lopen op hersenziekten zoals schizofrenie, autisme, depressie en verslaving. Zijn we eenmaal volwassen, dan zijn er grote beperkingen aan de modificeerbaarheid van onze hersenen, en liggen onze eigenschappen vast. De bouw van onze hersenen die zo tot stand is gekomen bepaalt hun functie, wij zijn ons brein.
LEES MEER...