De wil en de weg

Toen Sophie Henkus (18) anorexia kreeg, liet haar moeder Lisette Horbeek (50) alles vallen en zocht op allerlei plekken naar hulp. Maar Sophie wilde op eigen kracht herstellen. ‘Ik koos er bewust voor om me niet te laten behandelen en vocht ervoor om mijn weg daarin geloofwaardig te laten lijken. Want iedereen dacht: moet je dat wel zo doen?’ Lisette: ‘Ik had er het volste vertrouwen in dat het haar zou lukken.’

Dit artikel verscheen in februari 2018 in Lef Magazine.

Tekst Maartje Hoofs
Fotografie Liz Kunst

Sophie: ‘Op mijn dertiende blesseerde ik mijn knie, daardoor kon ik lange tijd niet sporten. Ik was altijd erg sportief, dus ik probeerde dat te compenseren door heel gezond te eten. Later veranderde dat in weinig en gezond eten, vooral weinig. Het werd een verslavende gewoonte. Ik viel af en merkte dat ik daar goed in was. Mijn doorzettingsvermogen is sterk. Als ik iets wil, lukt dat meestal ook. Ik had een beeld voor ogen: zoveel wil ik afvallen. Omdat ik grip had op eten en sporten, werkte mijn afvalplan. Tijdens de zomervakantie naar Turkije in 2013 ging het slechter met me. Mijn moeder had dat voordat we vertrokken al in de gaten. Na de vakantie vonden mijn ouders dat het niet langer kon. Zelf zag ik er de ernst er niet van in, ik vond dat ik lekker bezig was en wilde met rust gelaten worden. Ik vond het vervelend dat er aan de bel getrokken werd, maar nu zie ik dat mijn moeder dat juist op tijd deed. Via via kwam ik in het ziekenhuis terecht.

Sophie: ‘Hoe je er lichamelijk uitziet, zegt niets over hoe erg de ziekte van binnen is’

De arts was lief maar streng. ‘Zoveel moet je volgende week zijn aangekomen’, zei hij. Vanaf het begin heb ik gezegd dat ik op eigen houtje wilde genezen, zonder therapie. Mijn drijfveer om beter te worden, was sterker dan het stemmetje in mijn hoofd. Ik ben nog wel naar een kliniek voor eetstoornissen geweest. Na drie maanden op de wachtlijst kwam er een plek vrij. Daar zag ik meteen dat het niets voor mij was. De meisjes in mijn groep waren er in mijn ogen veel erger aan toe dan ik. Bovendien moest ik gesprekken voeren met een meisje dat amper vijf jaar ouder was. Die laat ik me dus niet vertellen wat ik moet doen. Het grote verschil tussen mij en de meisjes in de kliniek was dat ik uit de ontkenningsfase was: ik zag heel snel in dat ik een probleem had en wilde beter worden maar wel met zo min mogelijk hulp van therapeuten en artsen. In die zin dacht ik: wat doe ik hier in de kliniek? Door wat ik daar zag, is de knop wel omgegaan. Maar achteraf gezien was ik natuurlijk wél een van die meisjes.

‘We begrijpen het niet’
Mijn energie ging achteruit. Voor sociale contacten had ik geen puf meer en ik kon mijn kleren niet meer aan. Mijn vriendengroep zag ik steeds minder. Het was een fijn clubje, maar ik kon aan steeds minder dingen meedoen en nam zelf ook geen contact meer op. Ik was alleen. Hoe je er lichamelijk uitziet, zegt niets over hoe erg de ziekte van binnen is. Toen ik eenmaal aangekomen was, dachten veel mensen dat het weer goed met me ging. Maar het gaat niet alleen over eten, het gaat om controle, dat is de verslaving. De ziekte zit echt in je hoofd. Bijna iedereen met anorexia heeft last van eetbuien. Dan kun je wel aankomen maar in je hoofd is de ziekte er nog, je bent nog lang niet gezond. Omdat ik een bepaald gewicht bereikt had, hoefde ik mijn gewicht en lichaamsfuncties niet meer in het ziekenhuis te laten controleren. Ik was zo gedreven om beter te worden. In het begin vond ik het niet fijn om aan te komen. Het aankomen zorgde niet voor extra motivatie om beter te worden, eerder om terug te vallen. Medelijden met mezelf had ik niet. Eigenlijk voelde ik me niks, een zielig kasplantje. Maar dat is zeker niet wie of wat ik ben. Bovendien wilde ik niet meer moe zijn en gewoon mee kunnen doen met mijn vrienden. Ik had eetbuien en at dingen die ik mezelf lang ontzegd had. Dat compenseerde ik door de dag daarna te sporten en weinig te eten.

 

Sophie: ‘Anorexia is een onderdeel van mij, dat vind ik niet erg’

 

Spugen heb ik nooit gedaan. Niet dat ik dat niet wilde: het lukte gewoon niet. Dat was maar beter ook. De drang om heel dun te zijn, was toen weliswaar verdwenen, maar een gezonde relatie met eten had ik nog lang niet. Het was een soort jojo-effect. Niet zo zeer qua gewicht, maar door een voortdurend gevecht met eten in mijn hoofd. Na twee jaar dacht ik de balans gevonden te hebben. Die balans bestond uit heel gezond eten en veel sporten. Toen begon het hele verhaal opnieuw, maar wel met een andere instelling: ik wilde niet meer terug naar die extreem ongezonde, dunne en eenzame periode. Ik wilde er gewoon sportief uitzien. Mijn vrienden zeiden: ‘Sophie, je bent weer aan het afdwalen. Waarom doe je dat nou, we begrijpen het niet.’ Ik had toen geen idee meer wie ik was en raakte de kluts finaal kwijt. Op eten en sporten had ik tenminste wel grip. Die controle voelde heel fijn. Onder mijn vrienden heerste veel onbegrip. Het was ook moeilijk om mij erbij te houden. Ik liet bijna niemand meer toe. Toen we samen op vakantie waren, veranderde de verhoudingen tussen ons. Ik at weinig en wilde niet mee op stap omdat ik te moe was en niet wilde drinken. Ik had gewild dat ze er meer voor me waren en ben daar lang boos over geweest, maar ik kan het ze niet kwalijk nemen. Het is ook lastig te begrijpen. Inmiddels zijn we allemaal onze eigen weg gegaan.

Gecompliceerde relatie
Sinds begin vorig jaar gaat het beter met me. Tijd speelt zeker een rol, ik word sterker. Af en toe heb ik mijn periodes en ik geloof niet dat mijn eetstoornis helemaal over is. Maar nu voel ik me goed, ik zit lekker in mijn vel en ik ben gelukkig. Hoe het tussen mijn oren zit en hoe ik er fysiek uitzie, zit sinds een paar maanden op één lijn. Het stemmetje ligt wel op de loer, maar is nu niet aanwezig. Ik heb er bewust voor gekozen om me niet te laten behandelen en ervoor gevochten om mijn eigen weg daarin geloofwaardig te laten lijken. Want iedereen dacht: moet je dat wel zo doen, heb je niet gewoon hulp nodig? Zie je de ernst er wel van in? Natuurlijk begrijp ik dat het niet aangemoedigd werd, maar ik heb bewezen dat het kan. Achteraf heb ik me afgevraagd of het beter was geweest als ik het niet helemaal zelf had gedaan en naar een diëtist had geluisterd. Dan had ik het eten schematisch opgebouwd. Nu heb ik erg aangerommeld en heel veel gegeten en geschranst: ik wilde geen boterham met kaas, maar gewoon een appeltaart naar binnen werken. Mijn eetprobleem heeft me gemaakt tot wie ik ben. Omdat ik er op eigen kracht uit ben gekomen, heb ik het idee dat the sky the limit is. Zo van: kom maar op. Ik heb veel over mezelf geleerd. Dat ik een sterke eigen wil heb, weet wie ik ben en wat ik nodig heb. Aan de andere kant heeft het ook een litteken achtergelaten, want ik heb zo’n vier jaar een band met eten gehad die ik liever niet had willen hebben. Anorexia is een onderdeel van mij, dat vind ik niet erg. Ik zal altijd een gecompliceerde relatie met eten hebben. Een relatie die de meeste mensen niet begrijpen. Het is lastig om er afscheid van te nemen en het volledig achter me te laten. Toch zie ik het als iets uit mijn verleden, want ik weet zeker dat ik het helemaal ga overwinnen. Mijn ziekte heeft ook ons gezin beïnvloed, dat zie ik nu. Hoe het mijn moeder geraakt heeft bijvoorbeeld en hoe moeilijk het allemaal voor haar was. Dat vind ik heel erg. Het leven is kostbaar. Ik wil leven, daar kies ik voor. Dit jaar hoop ik mijn vwo-diploma te halen en daarna in Utrecht te gaan studeren. Helemaal zeker weet ik het nog niet, maar Liberal Arts and Science lijkt me een gave studie om te doen. Daar kun je alle kanten mee op.’

Lisette: ‘Als ouders hebben we altijd naar Sophie geluisterd. Ze was heel open over wat er aan de hand was, ook tegen haar vrienden en op school. Tijdens lange wandelingen praatte ik er veel met haar over. We spraken af dat we als ouders op een lijn moesten zitten, zodat Sophie niet tussen ons in kon komen. Vanaf het begin maakte ik het onderscheid tussen Sophie als persoon en haar eetstoornis. ‘Ik vertrouw jou wel, maar jouw ziekte niet.’ Haar als persoon aanvallen, heeft geen zin. Op vakantie in Turkije merkte ik dat ze over dingen begon te liegen. Het geld dat we haar meegaven om te eten, gaf ze uit aan drank en sigaretten. Ik vond het vreselijk om haar af te zien glijden. Ze at weinig en sportte extreem veel. Toen ze na onze vakantie bij haar opa en oma logeerde, bleek dat ze laxeerpillen gebruikte. Sophie werd dunner en dunner, haar gedrag veranderde en haar schoolprestaties gingen achteruit. Het kon niet langer zo, ik belde de huisarts. Die vond een opname in een kliniek veel te voorbarig en te zwaar.

 

Lisette: ‘Vanaf het begin maakte ik het onderscheid tussen Sophie als persoon en haar eetstoornis’

 

Misschien zou het zo’n vaart niet lopen? Maar ik zat er al een half jaar mee en ondanks dat ik er geen ervaring in had, zag ik wel dat het heel slecht met Sophie ging. Ik zocht ondertussen een psycholoog, diëtist en een haptonoom. Ik bracht haar overal naartoe, afspraak na afspraak. ‘Moet ik daar echt heen?’, vroeg Sophie tijdens die autoritten. Het ging snel verder bergafwaarts, want mensen met anorexia kunnen heel manipulatief zijn en anderen tegen elkaar uitspelen. De kliniek had een wachtlijst van drie maanden. De huisarts meldde Sophie aan. Een rustgevende gedachte voor mij: ik hoefde het eindelijk niet meer alleen te doen. Tegen de tijd dat ze aan de beurt is, kunnen we altijd nog zeggen dat ze beter is, was de gedachte. In de tussentijd moest ik wel iets doen. Ik voelde me zo machteloos en vreesde dat als het zo door zou gaan, Sophie die drie maanden niet eens zou overleven.

Zitten en eten
Toen liep ik een kennis tegen het lijf. Ze vertelde dat ze als verpleegkundige in een ziekenhuis werkte. ‘Dit verhaal is zo ernstig, ik zorg dat jullie er snel tussenkomen’, zei ze. Binnen twee weken zaten we bij de juiste arts. Die was zeer doortastend. Hij kon Sophie aan, ze had in hem eindelijk een gelijke gevonden. De zachte aanpak werkt bij haar gewoon niet. Hij keek in haar ogen en zei: ‘Nu is het klaar. Sophie, je bent heel erg ziek. Je gaat nog maar één keer per dag de trap op of af en voor de rest beweeg je niet. Je gaat zitten en eten. Het kan me niet schelen wat je eet, maar je zorgt ervoor dat je aankomt.’ Hij had haar een curve laten zien waarop staat wanneer lichaamsfuncties uitvallen of organen aangetast worden en Sophie was al een tijdje niet meer ongesteld geworden. Vanaf dat moment kwam ze aan. Dat was de ommekeer. Toen ze aan de beurt was bij de kliniek vroegen we ons af of het wel een veilige omgeving voor haar was. We wilden een stap vooruitzetten en haar niet in een hokje stoppen. Zo van: jij bent ziek, jij hoort daar. Omdat ik denk Sophie goed te kennen, dacht ik dat we heel goed zelf konden uitmaken wat haar weg moest zijn. Ik had er het volste vertrouwen in dat het haar zou lukken.

Schuld
Sophie’s kleding paste niet meer. We gingen op zoek naar een maatje kleiner. Vervolgens paste die ook niet meer. Normaal sta je in een pashokje en vraag je of iets leuk of goed staat. Nu was het: kan het? ‘Ja, het kan. Nou, zullen we dan maar weer naar huis gaan?’ Na het shoppen ergens wat eten en drinken, was niet meer gezellig. Bijna alles was beladen. Als Sophie aan het douchen was, kon ik haast niet meer naar haar kijken. Op een gegeven moment merkte ik dat ik de badkamer liever vermeed. Haar vastpakken deed mij pijn. Ze was zo dun, ik voelde alleen maar botjes. Ik voelde me regelmatig machteloos, maar wilde niet opgeven. ‘Ze heeft mij nu zo nodig.’ Dan pakte ik haar nog steviger vast.

 

Lisette: ‘Mensen vroegen wat er met Sophie gebeurd was. Heeft ze een trauma of op seksueel vlak iets meegemaakt?’

 

Mensen vroegen wat er met Sophie gebeurd was. Heeft ze een trauma of op seksueel vlak iets meegemaakt? Het doet me nog steeds wat, dat er blijkbaar een reden voor moet zijn en dat er van alles over aangenomen wordt. Regelmatig heb ik mij afgevraagd of ik er schuld aan heb. Elke keer als ik daarover nadenk, kom ik op hetzelfde uit: nee, ik kan hier niets aan doen. Ik kom zelf uit de modellenwereld. Daar ging het altijd over gewicht. Toen wist ik al dat als ik kinderen zou krijgen, ik nooit iets over hun gewicht zou zeggen of ze zou aansporen daar iets aan te veranderen. Mensen die ons goed kennen, weten dat en anders is daar de deur. Daar ben ik heel resoluut in. Het is met name de buitenwereld die anders oordeelt. Mensen willen zo graag dat haar ziekte over of minder zichtbaar is, dat is veel makkelijker voor ze.

Dweilen met de kraan open
Toen Sophie in 2016 terugviel, wist ik niet waar ik met haar terecht kon. Moest ze echt weer hetzelfde traject ingaan? Ik heb alle Nederlandse instanties die iets met anorexia te maken hebben gebeld. Ze kon nergens direct naartoe. Het was overal: ‘Heel sneu van de terugval, maar we kunnen haar niet helpen.’ Ze was te oud of te jong. In ons land zit zoveel kennis. Het is ernstig dat je nergens heen kan als je die kennis en hulp het hardst nodig hebt. Als moeder heb ik dat ervaren als dweilen met de kraan open. Weer de auto in en weer overal gaan praten. Daarbij kon ik het niet meer alleen. Ik wist niet wat ik nog kon proberen en dacht: ik heb nu echt hulp nodig om hulp te kunnen bieden. Voor zowel Sophie als mezelf. Want als het haar wens is om beter te worden dan doe ik daar alles voor. Toen ze in 2013 ziek werd, heb ik alles uit mijn handen laten vallen. Het kan niet zo zijn dat ik moet zeggen: ‘Sorry, maar ik moet nu werken.’ Dat is geen optie voor een moeder. Ik heb twee dochters, Sophie heeft een oudere zus, die wil ik allebei als gelukkige en gezonde mensen afleveren. Op een gegeven moment laat je ze los, maar ze weten dat je er altijd voor ze bent. Sophie heeft nu een vriendje waar ze alles mee deelt. Hij is als een zoon die erbij gekomen is. Ik realiseerde me laatst dat ze mij nu niet meer zo nodig heeft omdat hij er is. En dat is goed, ze gaat verder met haar leven. Sophie’s verhaal is zeker een positief verhaal. Ik ben er nederig door geworden. Soms denk je dat het goed gaat in je leven, dat alle ellende aan jouw deur voorbij gaat. Maar zo werkt het dus niet. Iedereen komt dingen tegen waardoor je kunt groeien, leren en waardoor je dichter bij elkaar komt. Het heeft ons sterker gemaakt. Kinderen zijn het allerbelangrijkste, voor hen zou ik mijn leven geven. Daar hoef ik niet eens over na te denken. Als mijn dochters gelukkig zijn, is me dat alles waard.’

Reageer reacties (0)
LEES MEER...