Kleine broertjes worden groot

Of hij nu op straat leefde, in een kliniek of in de gevangenis zat: Jan Willems (46) kon altijd op de zorg van zijn zus Helga (54) rekenen. Helga: ‘Jarenlang reed ik met een zak schone kleren letterlijk het hele land door.’ Nu is ze trots op wat haar broer inmiddels bereikt heeft.

Dit interview verscheen in april 2016 in Lef Magazine

Tekst Maartje Hoofs
Fotografie Liz Kunst
 

Jan: ‘Als tienjarig jongetje wist ik dat mijn moeder erg ziek was en dat mijn vader te veel dronk. Hoe het precies in elkaar zit, begrijp je op die leeftijd natuurlijk niet. Mijn moeder had een hersentumor, ze kon daardoor niet voor me zorgen. Mijn vader was alcoholist en liet zich in diezelfde periode in een kliniek opnemen. Ik zocht aansluiting bij mijn zus. Helga is acht jaar ouder dan ik. Het werd normaal dat zij overal met mij mee naartoe ging. Naar zwemles, kleren kopen, dat soort praktische dingen. Ze zegde onze ouders toe voor mij te zorgen. Daardoor kon ik thuis blijven wonen.

Het oude regime
Vertier zocht ik op straat. Ik leerde er vriendjes kennen. Eén van hen had een vader die berucht was, omdat  hij in het criminele circuit verkeerde. Juist van hem kreeg ik de aandacht die ik bij mijn ouders miste. Die man luisterde als ik iets vertelde. Hij had het regelmatig over diefstal en inbraken. We jatten wiet van hem, zodat we dat ook eens konden proberen. Ik vond het maar wat spannend. Al snel behoorde ik tot de raddraaiers van de buurt. We braken in en deden mee aan vechtpartijen. Dat ging natuurlijk fout: ik werd gepakt en moest voorkomen. De rechter plaatste me uit huis. Zo belandde ik als veertienjarig manneke voor twee maanden in een jeugdgevangenis. Op school liet ik me daarna door niemand wat vertellen. Vaak eindigde dat in een vechtpartij. Regelmatig liep ik weg. ‘s Nachts verdween ik om met vriendjes inbraken te plegen. Vervolgens stichtte ik een brand. Dat was helemaal niet de bedoeling. Maar het liep uit de hand en de hele boel explodeerde. De schade lag rond de zes miljoen gulden. Het was waanzinnig. De kinderrechter zei tegen mijn moeder: ‘Mevrouw Willems, we gaan u wat rust geven.’ Hij stuurde me naar een open internaat. Maar ik liep daar tot drie keer toe weg. Iedere keer naar dat vriendje en die vader. Het Lloyd Hotel in Amsterdam stond voor het oude regime: gesloten, met tralies, flinke deuren en een hoofdstedelijke mentaliteit. Het was een huis van bewaring voor minderjarigen. Een hel waaruit ik niet kon weglopen. Na zes maanden mocht ik naar een gesloten internaat. Daar ben ik veranderd. De betrokkenheid was groot en er heerste discipline. Er werd bijvoorbeeld heel veel gesport. Ook haalde ik er mijn diploma tot bankwerker lasser. Tot vreugde van mijn moeder kwam ik daarna weer thuis wonen.

 

Jan: 'Ik deed me als agent in burger voor en nam scooters en motoren in beslag'

 

Te veel, te snel
Het ging een hele tijd goed met me. Maar nadat mijn moeder overleed, ging ik meer drinken. Ik rookte er wat jointjes bij. Op mijn tweeëntwintigste kwam ik een vriend van vroeger tegen. We pakten het ‘serieuzere werk’ aan: kluizen openbreken en auto’s stelen. Het ging me om de spanning en het snelle geld. Ik werd gepakt, maar kwam ermee weg omdat ik als volwassene geen strafblad had. Op mijn werk leerde ik iemand kennen die zich bezighield met cocaïne en transporten uit Curaçao. Ik ging dealen. Er is me altijd gezegd dat als je coke gaat dealen, je daar zelf vanaf moet blijven. Maar het was te verleidelijk en om het dealen vol te houden, ging ik het toch gebruiken. Het was allemaal te veel, te snel. Ik raakte bij de Eindhovense drugsscene betrokken. Daar stelde iemand voor om coke te roken. Natuurlijk wilde ik weten hoe dat was. Het bleek zoveel beter te zijn dan snuiven. Vandaaruit was het maar een kleine stap naar heroïne. Mijn toenmalige vriendin had er genoeg van en pakte haar biezen. Vanaf toen maakte het me allemaal niets meer uit: ik verwaarloosde mezelf, mijn huis en de financiën. Werken deed ik al niet meer. Ik pleegde allerlei delicten. Als gevolg daarvan ging ik van de ene gevangenis naar de andere. Ondertussen raakte ik mijn huis kwijt. Als ik niet vastzat, leefde ik vooral op straat. Dan deed ik een beroep op Helga. Van haar kreeg ik een rugzakje met schone kleren, wat te eten en drinken mee. Dat deed ze altijd voor me.

Agent in burger
Terwijl ik een lange straf uitzat, ging het steeds slechter met mijn vader. Toen ik vrijkwam, was hij terminaal. Op zijn verzoek ben ik bij hem ingetrokken, zodat ik hem kon verzorgen. In die periode ging het heel goed met me. De zorg voor mijn vader gaf me een doel. Ik was erbij toen hij overleed. Mijn vaders huis veranderde daarna in een drugspand. Ik viel hard terug. De buurt kreeg er last van en het huis werd door de woningbouw ontruimd. Met enige regelmaat werd ik klinisch opgenomen. Soms koos ik daar zelf voor, zodat ik even van de straat was en kon aansterken. In dat leventje heb je nooit rust. Je kunt niet even je ogen sluiten. Niemand is te vertrouwen. Je vertrouwt jezelf niet eens. Ik gebruikte een mix van alcohol, cocaïne, heroïne, methadon en pillen. Als er meer was geweest dan had ik meer gebruikt. Mijn normen en waarden waren tot een dieptepunt gezakt. Als ik iets wilde hebben, pakte ik het gewoon. Ik ging heel ver. Wie breekt er nu in een politieauto in die nota bene om de hoek van het politiebureau geparkeerd staat? Uit die auto haalde ik een tas met legitimatiepapieren. Daarmee deed ik mezelf als agent in burger voor. Ik hield mensen aan en nam onder andere scooters en motoren ‘in beslag’. Na een aantal weken werd ik door een arrestatieteam in een drugspand opgepakt. ‘Dag meneer Willems, daar bent u weer’, zei de rechter. Want bij de rechtbank kenden ze me inmiddels wel. Ik kreeg achtentwintig maanden SOV (Strafrechtelijke Opvang voor Verslaafden) en ISD (Inrichting voor Stelselmatige Daders)opgelegd. Ik zag het als een kans om af te kicken. Het klinkt misschien gek, maar wat dat betreft ben ik justitie ontzettend dankbaar. Op discipline en wilskracht lukte het om te stoppen. Er is niets zo heftig als het afkicken van opiaten. Maar ik weigerde zelfs methadon aan te nemen. Ziek ben ik er van geweest, zo ontzettend ziek. Maar ik pakte het niet. Die discipline heb ik van mijn ouders. Het lukte mijn vader immers ook om van de drank af te blijven. De laatste twintig jaar van zijn leven raakte hij geen druppel aan. Het viel me op dat Helga me maar één keer kwam bezoeken. Voorheen kwam ze wekelijks. Ze zorgde er wel altijd voor dat ik geld op mijn rekening had staan.

 

Helga: 'Nooit heb ik het gevoel gehad dat ik door hem gebruikt werd'

 

Hartstilstand
Tijdens mijn weekendverloven ging ik weer drinken en toen ik later begeleid mocht gaan wonen, ging het ontiegelijk mis: ik gebruikte base-coke en heroïne. Binnen drie maanden was ik terug bij af en moest ik mijn oorspronkelijke straf alsnog uitzitten. In de gevangenis werkte een ervaringsdeskundige die echt in mij geloofde: ‘Jan, ik weet zeker dat je het kan.’ Ik had daar een heel fijn contact met hem. Dat contact is er trouwens nog steeds. Na achtentwintig maanden stond ik clean op straat. Uit angst om terug te vallen, durfde ik niet naar de dag- en nachtopvang. Op het station van Eindhoven viel ik min of meer staand in slaap. Toen ben ik toch naar de opvang gegaan. Binnen vier weken zat ik weer in mijn oude gebruikerspatroon. Gelukkig kon ik bij een behandelcentrum terecht. In de gebruikersruimte kreeg ik een hartstilstand. In het ziekenhuis vertelde de cardioloog dat die veroorzaakt was door een overdosis. Verder was ik gezond, ik kon weer gaan. Ik koos meteen voor een klinische heropname bij het behandelcentrum. Toen ik eenmaal clean buiten stond, voelde ik me als een geresette computer. Alles was nieuw en vreemd. Kort hierna leerde ik mijn huidige vriendin kennen. Toen we gingen samenwonen, was dat best een behoorlijke stap. Zij had namelijk al kinderen van twaalf en vijftien jaar oud. Helemaal eerlijk over mijn verleden was ik niet. Ik schaamde me ervoor en was bang dat het slecht zou zijn voor onze relatie. In de periode dat ons dochtertje geboren werd, bleek ik hepatitis C te hebben. Ik had weinig andere keuze dan een half jaar te gaan kuren. Mijn hele immuunsysteem lag daardoor plat. Ik was doodziek. Daarnaast is het voor een verslaafde nogal confronterend om iedere week injecties te moeten zetten. Maar door mijn dochtertje, die nu zeven is, hield ik de kuur vol: ik deed het voor haar. Inmiddels wilde ik meer weten over ervaringsdeskundigheid. Bij Novadic Kentron werden voormalig cliënten getraind om andere cliënten te motiveren om met een behandeling te starten.

Daarna ben ik een opleiding tot begeleider specifieke doelgroepen met ervaringsdeskundigheid gaan doen. Aansluitend liep ik een jaar stage bij de spoedeisende psychiatrie. Ontzettend leerzaam. Naast mijn werk bij Novadic Kentron, studeer ik af bij Markieza. Hierdoor kan ik binnenkort binnen Novadic Kentron aan de slag als werkbegeleider ervaringsdeskundige. Als Helga me tijdens mijn gebruik had gezegd dat mijn leven er nu zo uit zou zien, had ik gevraagd of en wat ze gebruikt had (lacht). Ze had het zelf waarschijnlijk ook niet geloofd. Ik ben de dans zo vaak ontsprongen. Toen ik een aantal jaren clean was en mijn verslaving geaccepteerd had, durfde ik een tatoeage te laten zetten. Hij staat voor acceptatie en verandering.’

Helga: ‘Omdat onze ouders er niet waren, zorgde ik voor Jan. Hij ging daardoor netjes naar school. Ik bezocht de ouderavonden en zorgde ervoor dat hij naar de middelbare school kon. Toen begonnen de problemen. Ik wist nooit precies waar hij was. Toen ik hem eens ging zoeken, zag ik zijn crossfiets bij een gezin voor de deur staan. Die vader ontkende dat Jan daar was. Ik mocht binnenkomen om te kijken. Geen Jan, dus toen ben ik weer gegaan. Achteraf bleek dat ze hem in de kast verstopt hadden. Tja, daar had ik natuurlijk niet gekeken. Dat er meer aan de hand was, ontdekte ik toen hij gepakt werd voor diefstal en inbraken. Ik mocht hem niet zien. Maar toen hij voor de rechter moest komen, zorgde ik er wel voor dat hij schone kleren aan had. Samen met mijn ouders zocht ik hem op in het Lloyd Hotel. Ik was nog nooit in een gevangenis geweest. Verschrikkelijk om dat manneke daar te zien. De keer daarna zat hij in Vught vast. Op het parkeerterrein kwamen we een mevrouw tegen die vertelde dat ze de deur van de gevangenis zowat plat liep. Dat zal ons toch niet gebeuren, dacht ik. Maar het gebeurde wel. Waar Jan vervolgens ook vastzat, ik ben er geweest. Jarenlang reed ik met een zak schone kleren letterlijk het hele land door.

 

Jan: 'In de gebruikersruimte kreeg ik een hartstilstand'

 

Altijd onrust
Wanneer Jan vrij was, heerste er altijd onrust. Hij klopte letterlijk bij mij aan. Voor de was, geld, eten of om te douchen. Soms liep hij me achterna als ik de kinderen naar school bracht. Nooit heb ik het gevoel gehad dat ik door hem gebruikt werd. Ik had van jongs af aan het gevoel dat ik voor hem moest zorgen, dat zat er gewoon in. Mijn man dacht daar anders over. ‘We hebben niet drie, maar vier kinderen’, zei hij dan. ‘Als je voor hem blijft zorgen, ga je er maar mee samenwonen.’ Ons huwelijk heeft meerdere keren op springen gestaan. Mijn vader vond ook dat ik Jan de hand boven het hoofd hield. ‘Ik help hem niet meer. Het komt nooit goed met die jongen’, riep hij. We kregen er ruzie over. Toen hij ziek werd, kwam dat weer goed. Jan heeft in die periode geweldig voor onze vader gezorgd. Onze jongere zus bemoeide zich sporadisch met hem. Het was kerst, onze vader was net overleden en ons broertje was zoek. We smeerden broodjes en zijn hem gaan zoeken. We vonden hem in het centrum van de stad. Hij nam de broodjes aan en verdween weer. Dagenlang hoorden we niets. Ieder moment verwachtte ik en telefoontje van de politie met het verzoek hem te identificeren. Met mijn zus overlegde ik wat we zouden doen als hij dood zou gaan. Cremeren of bij onze ouders begraven? Zo ver waren we al. Ik dacht: dan gaat hij maar, dan is er eindelijk rust. Op oudejaarsdag stond hij ineens aan de deur. Ach, hij zag er toch uit, zo verwilderd en verwaarloosd. De schaal versgebakken oliebollen was in mum van tijd leeg. Vervolgens lag hij onder invloed onder de tafel te slapen. Mijn kinderen vroegen wat er met hun oom aan de hand was. ‘Oom Jan is niet helemaal goed’, zei ik dan. Die moet hier weg, dacht ik ondertussen. Met schone spullen zette ik hem in de stad af. Verschrikkelijk. Ik had daar veel moeite mee. Eén keer heb ik echt afstand van hem gedaan. Hij zat lang vast en vroeg wanneer ik weer langs zou komen. Maar ik kon dat even niet opbrengen. Ik had inmiddels zoveel gevangenissen gezien.

Koekjes door de brievenbus
Op een avond bleef hij maar opbellen. Vervolgens stond hij aan de deur en wilde niet meer weggaan. Ik belde de politie. Het was vreselijk om hem in die politieauto afgevoerd te zien worden. De volgende ochtend stond hij weer aan de deur. Mijn kinderen vroegen waarom ik hem niet binnenliet. Misschien moest hij eten? Mijn vijfjarige zoon pakte koekjes uit de trommel en gaf die door de brievenbus aan zijn oom. ‘Dan heeft hij toch iets gegeten.’ Naar onze kinderen toe zijn we nooit over Jan in detail getreden. Maar nu zijn ze op een leeftijd dat ze het allemaal heel interessant vinden (lacht). Ik ben zo bang dat ze aan de drugs gaan. Die ellende wil ik nooit meer meemaken, het doet je zoveel verdriet. Het is moeilijk voor te stellen dat hij in zo’n circuit heeft gezeten. Ik ben ontzettend trots op wat hij inmiddels met zijn gezin, studie en werk bereikt heeft. Niemand had dat verwacht. Als ik zie hoe hij met zijn drie kinderen omgaat: geweldig. Ondanks dat het niet zijn eigen kinderen zijn, zien de twee kinderen van zijn vriendin hem als hun eigen vader.

 

Helga: 'Mijn zoon pakte koekjes uit de trommel en gaf die door de brievenbus aan zijn oom'

 

Troost uit eten
Terwijl Jan zijn toevlucht in drugs zocht, haalde ik troost uit eten. Als er weer eens onrust was, was daar altijd de kast met zakken chips. Op een gegeven moment had ik een hoge bloeddruk en suiker. Onze moeder is op haar achtenvijftigste overleden. Ik wil graag ouder worden. Een aantal jaren geleden heb ik een maagverkleining gehad. Van die ingreep heb ik geen spijt. Ik vind het wel moeilijk om erover te praten. Jan moedigde me aan om naar een groep voor eetverslaafden te gaan. We helpen elkaar daarbij. Uit mezelf was ik nooit naar zo’n groep gegaan. Als ik daar ben, sta ik niet meer alleen. Inmiddels durf ik Jan los te laten. Het zorgen is voorbij en onze band is nog steeds geweldig goed. Alleen zijn we nu weer gewoon broer en zus, zoals het hoort.’

 Hoe gaat het nu?
J
an: ‘Het gaat goed! Mijn zus wil iets gaan betekenen voor begeleiding van naasten die kampen met verslaving in de relationele sfeer. Zelf ben ik bezig met het begeleiden van mensen met dubbeldiagnose verslaving/psychiatrie bij het FACT-team Den Bosch Novadic-Kentron en het implementeren van de Herstelondersteunende-zorg.’

Datum: 02/08/2017 

Reageer reacties (0)
LEES MEER...