Tekst Linda van Doorn
Fotografie Liz Kunst
Dit interview verscheen in december 2015 in Lef Magazine.
Sandra: ‘Alcohol was mijn benzine en de koelkast waar mijn witte wijn koud stond mijn benzinepomp. Daar ging ik tanken. Op den duur tankte ik de hele dag door. Als ik ’s morgens wakker werd met hoofdpijn en een vervelend gevoel, verdreef ik dat met een glas wijn. En dan ging ik aan het werk. Ik werkte in de hulpverlening. ‘Natuurlijk, en ik ga nu mensen helpen?’, zei ik vaak tegen mezelf. Ik worstelde daar jarenlang mee. Aan mezelf kon ik wel toegeven dat ik een drankprobleem had, maar dat toegeven aan de buitenwereld was not done. Het grote taboe dat op verslaving rust speelde daarin mee, als dat minder groot is durf je sneller hulp te vragen.
Uit de bocht
Al vrij jong wist ik dat met alcohol omgaan voor mij moeilijk was. Ik vond het direct lekker en in de puberteit ging ik zwaar over mijn grenzen. Alcohol drinken was erg geaccepteerd binnen het gezin waarin ik opgroeide. Als je het moeilijk had nam je een borrel, je praatte erover en dan was het weer over. Het was niet zo dat mijn gebruik meteen dramatische vormen aannam, maar ik vloog regelmatig uit de bocht. Maar als ik zwanger was, dronk ik niet en daar had ik dan ook totaal geen problemen mee. Pas de laatste jaren werd het echt problematisch; mijn partner ging met pensioen en de verhoudingen in het gezin veranderden. Dat was een reden om meer te drinken. Of nou ja… een reden. Als alcoholist doe je nu eenmaal alsof je een reden nodig hebt. Ik functioneerde nog wel, maar als mijn man of kinderen me ’s avonds iets vertelden dan wist ik dat de dag daarna nog maar vaag. Als ik thuis kwam en begon te koken, hoorde daar mijn eerste glas bij. Op den duur nam ik dat eerste glas steeds eerder en was ik al dronken vóór het eten.
Ik doe het zelf wel
Mijn dochter Saya kreeg een eetstoornis. Ik had haar vrij snel door; als moeder merk je dat. Er wordt gerommeld met eten en ik zag het dat er werd overgegeven in de wc’s. Het ging van kwaad tot erger en na een zelfmoordpoging van Saya moesten we besluiten haar gedwongen op te laten nemen. Ik voelde me heel schuldig; het was misschien wel het moeilijkste dat ik ooit heb gedaan. De zorg was slecht en ze werd niet goed behandeld. Wat psychiatrie betreft zitten we in België echt nog in een apenland. Normaal duurt zo’n opname veertig dagen, maar al na tien dagen probeerden we haar er weer uit te krijgen. Toen we eindelijk zover waren, zei Saya zélf dat ze nog wilde blijven, omdat ze inzag dat ze het thuis ook niet zou gaan redden.
Hoewel die crisisopname vreselijk was, was het wel haar keerpunt. Vanaf dat moment durfde ze te vechten tegen haar eetstoornis. Ik zag dat en dacht: als zij de moed heeft de strijd aan te gaan, moet ik dat toch ook kunnen? Het gekke was dat ik volledig instortte toen zij aan de beterende hand was. Misschien had ik me al die tijd groot gehouden voor Saya en de rest van ons gezin, maar toen kon ik niet meer. Ik zat vast in mijn verslaving en wist niet hoe ik er uit moest komen. Ik durfde er ook niet uit te komen. Ik sukkelde in een depressie, huilde continu en werkte niet meer. Ik ging in therapie, maar mijn drankprobleem hield ik voor me. Zo moeilijk vond ik het om erover te praten.
Op een avond slikte ik tien antidepressiva en daar bovenop dronk ik stevig. Ik ging meteen naar mijn man en vertelde wat ik had gedaan. Ik wilde niet dood, het was echt een schreeuw om hulp. We gingen direct naar het ziekenhuis. Mijn leverwaarden waren slecht en mijn alcoholpromillage natuurlijk veel te hoog. De dokter vroeg of ik opgenomen wilde worden, maar ik zei dat ik het zelf wel zou doen. De brief van de arts heb ik nog elke dag bij me. ‘Mevrouw schaamt zich, zegt er zelf wel iets aan te doen, heeft leverschade’, staat er op. Die brief bewaar ik als herinnering.
Sandra: 'Ik ben een alcoholieker en jij hebt een vrouw met een drankprobleem', zei ik tegen mijn man
De trap op kruipen
Ik dronk twee glazen wijn om moed te verzamelen om naar de AA te bellen. Dat waren mijn laatste glazen. We maakten een afspraak voor mijn eerste meeting en toen het zo ver was kroop ik letterlijk de trap op; ik vond het verschrikkelijk en stelde me voor wat voor wrakken ik aan zou treffen. Toen een vrouw van in de zestig, keurig verzorgd en gestoken in mantelpakje, zich aan me voorstelde was het ijs al snel gebroken. Het voelde als thuiskomen.
Hulp aanvaarden is heel belangrijk, je moet aan jezelf toegeven dat je het niet allemaal alleen kunt. Samen kun je het wel en dat ervoer ik bij de meetings. Meer had ik niet nodig. Hoewel ik denk dat ik cognitieve gedragstherapie onbewust bij mezelf heb toegepast, door mijn werkervaring in de hulpverlening. Mijn man had het er in eerste instantie misschien nog wel moeilijker mee dan ik. Hij kreeg het niet voor elkaar om mij als een alcoholieker te zien, had ook meer dat stereotype in zijn hoofd. Ik zei: ‘Het helpt mij niet als jij dat ook nog eens gaat ontkennen. Ik ben een alcoholieker en jij hebt een vrouw met een alcoholprobleem, maar ze doet er iets aan. Het helpt me meer als je dat accepteert.’
Samen naar de meeting
Toen ik een paar maanden in herstel was, kwam Saya samen met haar leerkracht thuis met het verhaal dat ze verslaafd was aan cannabis. Dat was een enorme opdonder; ik merkte nooit wat van haar gebruik. Ik zat natuurlijk zelf nog in een actieve verslaving. Ik was er ook niet op bedacht, we hadden net die eetstoornis achter de rug en het leek juist beter te gaan. Ze ging vaak naar een vriendinnetje en ik dacht: eindelijk heeft ze een leuke vriendin. Toen bleek dus dat dat een gebruikersvriendin was en dat wiet haar grootste vriend was. Mijn eerste reactie was heel egocentrisch: Ik kan geen tweede ronde meer aan, dacht ik. Hoe sterk ik ook ben, dit kan ik niet. Ik was toen nog niet zo ver dat ik wist dat verslaving een erfelijke aandoening is. Achteraf had ik dat misschien wel kunnen weten; mijn vader kon hem behoorlijk raken en mijn halfbroer heeft inmiddels het Korsakovstadium bereikt. Het is heel vervelend dat je zoiets aan je kind meegeeft.
Saya: 'Ik wilde naar de AA, maar was geen alcoholist. Even dacht ik: ik ga net zoveel drinken tot ik daar terecht kan'
Toen legden ze me uit dat Saya al hulp had gezocht en zelfs al clean was. Dat was een opluchting. Ik bracht haar naar haar eerste NA meeting en dat was natuurlijk hartstikke spannend. Volgens mij voelde het voor haar hetzelfde als voor mij: thuiskomen. Later ben ik eens meegegaan naar een meeting van haar en Saya zat de groep voor. Ik was zo trots op haar.
Incompleet zonder meetings
Af en toe heb ik wel last van zucht en vind het lastig om aan niet-verslaafden uit te leggen wat zucht is. Ik vergelijk het altijd met onder water zwemmen en voelen dat je adem moet halen, maar dat je het dan niet kan of mag.
Ik ben nu twee jaar clean. Laatst kon ik twee weken achter elkaar niet naar een meeting en dat vind ik wel lastig, dan merk ik hoe broodnodig dat is. Niet dat ik dan in de verleiding kom om te drinken maar mijn week is niet compleet zonder mijn meeting. Ik laad daar op, een soort nieuwe benzinepomp.’
Saya: ‘Als mijn moeder al voor het eten dronken tegen me aan wankelde dacht ik: wat doe je nou raar, loop niet tegen mij aan. Verder merkte ik er eigenlijk niet zo heel veel van; we kunnen goed dingen voor elkaar verbergen. Toen het echt slecht ging zag ik het wel, ik wist dat ze ’s avonds zat was en stoorde me er aan dat ze zo zat te lallen, maar ging dan naar mijn kamer en dacht: allez, da’s niet mijn probleem hè? Ik had genoeg aan mezelf. Bovendien leefde ik in die tijd voornamelijk ook in mijn eigen roes en daar weet ik alleen nog flarden van, soms heb ik een flashback maar de details zijn wazig.
Mislukte anorect
Mijn eetstoornis begon toen ik 15 was. Ik besloot heel bewust: ik wil afvallen. Ik werd veel gepest op school en had geen vrienden. Ik zocht online naar diëten en kwam op een pro-ana website, waar meisjes elkaar tips geven om extreem te vermageren. Mijn moeder had al snel door dat er iets mis was maar ik gaf niets toe. Ik kreeg ambulante hulp maar was totaal niet gemotiveerd. Mijn eetstoornis, blijf daarvan af. Ik kreeg de diagnose anorexia purgerend. Ik neigde qua gedachtenpatroon meer naar anorexia, maar had ook eetbuien en ik braakte. Ik vond mezelf een mislukte anorect omdat ik eetbuien had, meisjes met ‘echte’ anorexia hadden dat niet, dacht ik.
Sandra: 'Mijn week is niet compleet zonder mijn meeting; ik laad daar op'
Naar het zottenhuis
Tijdens een schoolreisje in Frankrijk crashte ik. Ik was net gedumpt door mijn eerste vriendje en zag hem daar voor het eerst weer terug. Met het schilmesje dat ik bij me had om mijn appels te schillen stak ik mij in mijn arm. Ik werd naar het ziekenhuis gebracht en werd in een psychiatrische instelling gestopt daar. Alles werd afgepakt, zelfs de veters moesten uit mijn schoenen omdat ik een gevaar was voor mezelf. Het was nog een heel gedoe om me naar België terug te krijgen en toen het eenmaal zover was dacht ik dat het wel beter met me zou gaan. Tijdens het eten vroegen mijn moeder en stiefvader of ik blij was weer thuis te zijn en ik zei van niet. Mijn moeder flipte, ze werd zó boos. Ze nam me mee naar een kliniek in Brasschaat om me opnieuw op te laten nemen, maar terwijl zij aan de balie stond liep ik weg. Ik nam de bus naar mijn halfzus en –broers met wie ik pas sinds mijn negende contact heb. Mijn moeder belde de politie en zij belden mij, waarna mijn broers mij afzette bij de politie in Brasschaat. Ik werd in een cel gestopt en zou subiet een gesprek krijgen met een psychiater of ik opgenomen zou worden. Ik kon alleen maar denken: ik ga naar het zottenhuis, het is gedaan met mij, mijn toekomst ligt aan diggelen.
‘Ik deed of ik dood was’
Ik werd hysterisch, zat in een celletje met alleen maar een bed en een wc. Als ze de deur open deden konden ze me meteen zien. Er was niemand die me kwam troosten of moeite deed me te kalmeren terwijl ik op de ambulance wachtte. Ik was natuurlijk van plan weg te lopen en dat wisten ze, dus ze bonden me vast op de brancard waardoor ik alleen mijn hoofd nog kon bewegen. Toen ik merkte dat mijn schreeuwen niets uithaalde, deed ik alsof ik dood was. Ik lag met mijn ogen open en gaf geen kik, toen schenen ze wel even met een lichtje in mijn ogen (lacht).
Met geweld werd ik de nieuwe kliniek binnengebracht. Ik moest alles uitdoen, tot mijn beha aan toe want daarmee zou ik mezelf kunnen verstikken. Ik zat een week in een kamer in de extra beveiligde vleugel van het gebouw, er was geen specifieke behandeling voor mensen met een eetstoornis. Het enige doel was iemand veilig houden en eten en drinken geven, therapie hoorde er niet bij. Ondanks dat het afschuwelijk was, gaf het me ook rust. Al jaren was ik aan het overleven, maar moest ik tegenover de buitenwereld doen alsof. Nu kon ik écht overleven.
Levenslang een appelsien
Na de opname ging ik weer ambulant in therapie en nu ging het beter. Ik stond er nu ook voor open. Ik ging bergop qua eetstoornis, deed mijn school over en haalde goede punten. Ik kreeg nieuwe klasgenoten die wiet rookten. Tijdens mijn opname had ik dat wel eens gedaan, maar toen had ik een bad trip en ik nam me voor om het nooit meer te doen. Ik hoorde wel eens verhalen dat je na een bad trip je leven lang zou kunnen denken dat je een appelsien was (lacht).
Toch probeerde ik het nog eens en nu pakte het goed uit, ik kreeg lachkicks en ik bleef het doen. Dat ging heel snel, ik zat al gauw op dagelijks gebruik en als ik zo verder was gegaan had ik stoned of helemaal niet meer in de klas gezeten. Mijn vrienden lieten me vallen. Dat is wat, dat je eigen gebruikersvrienden je laten vallen omdat je teveel gebruikt. Zelfs mijn dealer wilde me laten stoppen, hij zei: ‘Je hebt nog zo’n lang leven voor je, nog zoveel tijd om te blowen, maak nu eerst je school eens af.’ Dat was natuurlijk een fucked up redenering, maar hij gaf mij wel de aanzet te stoppen. Ook sprak een lerares mij aan na een opmerking die ik maakte. ‘Gebruik jij drugs?’, vroeg ze. En toen ik toegaf: ‘Wil je daar met mij over praten?’ We hadden wekelijks een gesprekje en ze deed niets met een wijzend vingertje.
Saya: 'Ik kon alleen maar denken: ik ga naar het zottenhuis, het is met mij gedaan!'
‘Je hoort hier niet’
Op den duur merkte ik dat ik er ongelukkiger van werd. Ik had geen lachkicks meer, wel een roes maar het was niet zo tof. Bovendien rookte ik meestal alleen en ik voelde me eenzaam. Ik wilde stoppen en maakte een afspraak voor hulp bij een instelling waar jongeren door hun ouders worden gestuurd. ‘Jij hoort hier niet omdat je zelf wil stoppen’, zeiden ze. Ik moest het dus alleen doen. Met behulp van mijn leerkracht stopte ik met blowen en toen maakten we samen een afspraak om het aan mijn ouders te vertellen. Eerder wilde ik het ook niet doen, ik wist dat mijn moeder het niet aan zou kunnen en wilde mijn vader ook niet weer mee het diepe in trekken.
Dan maar drinken?
Toen ik een half jaar clean was, was het zomervakantie en ik begon het moeilijk te krijgen. Ik had het idee dat ik terug zou vallen, ik had iets nodig om me aan vast te houden omdat ik voelde dat het mis ging. Ik hoorde mijn moeder over de AA en wilde daar ook naartoe, maar ja, ik was niet verslaafd aan alcohol. Even dacht ik: ik ga gewoon zoveel alcohol drinken dat ik ook naar zo’n groep kan. Het probleem was alleen dat ik vroeger een paar keer ziek ben geworden van alcohol en het gewoon echt niet binnen kan houden (lacht).
We vonden een NA-meeting in Brasschaat en dat bleek te zijn wat ik nodig had; ik ben niet hervallen.
Te Gek!?
Ik ben betrokken bij de Te Gek!?-campagne, die het taboe op psychische stoornissen wil doorbreken. Afgelopen zomer fietsten we met een grote groep door Frankrijk om aandacht te vragen. Tijdens een avond hing er niet zo’n lekkere sfeer in de groep en ik voelde me een buitengesloten. Ik dronk een glaasje Cava –het enige dat ik wel kan drinken – en daarna nog een. En toen dacht ik: Allez, Saya wat ben je nu aan het doen? Je bent gewoon weer aan het vluchten voor het gevoel dat je hebt! Sindsdien is alcohol ook helemaal van de baan.
Ik voel heus nog wel eens pijn, en voorheen verdoofde ik dat met cannabis of mijn eetstoornis. Ik ben nu dus eigenlijk dubbel clean en moet pijn opvangen zonder middelen, maar allez, ik heb dat nu een paar keer meegemaakt en ik leef nog. Dat kan ik aan.’
LEES MEER...