‘Mijn held is niet meer’

Twee jaar geleden werd Esther Kloostermans (42) grootste angst werkelijkheid: haar geliefde vader overleed aan de gevolgen van zijn alcoholverslaving. De echte rouw moet volgens haar nog komen, maar zijn dood brengt ook rust: ‘Dit was het ergste wat kon gebeuren en toch verging de wereld niet.’

Tekst Linda de Waart
Fotografie Glenn Cornelisse

Dit interview verscheen in december 2014 in Lef Magazine

‘Vanochtend dacht ik nog: wat heb ik nou eigenlijk te vertellen? Je leest of hoort vaak van die dramatische verhalen over mensen die verslaafd zijn. Bij mij valt dat allemaal erg mee. Want hoewel mijn vader verslaafd was aan alcohol, werd hij geen tiran die mij of mijn moeder sloeg. Hij terroriseerde ons niet, we hadden nauwelijks ruzie en hij deed geen hele rare dingen. Nee, hij keek wel uit; wij waren zijn kostbaarste bezit en dat wilde hij echt niet kwijt. Dat mijn vader een serieus probleem had, realiseerde ik me vanaf mijn zeventiende, toen hij meer dood dan levend werd opgenomen met een ernstige levercirrose. Wonder boven wonder kwam hij er bovenop, maar ik wist vanaf dat moment dat ik hem aan de drank kon verliezen. Dat werd mijn grootste angst en de allesoverheersende rode draad in mijn leven.

‘Ongewenst’
Wij waren dus een gewoon, gezellig, gelukkig gezin. Ik was dol op mijn ouders en zij waren dol op mij. En ondanks dat we met z’n drieën bleven, voelde ik me nooit alleen. We waren een echte drie-eenheid; we deden alles samen. Mijn jeugd was in niets te vergelijken met de jeugd van mijn ouders. Zij kwamen juist uit grote, naoorlogse gezinnen met zes en negen kinderen. Mijn vader was een nakomertje en dat heeft hij geweten. Hij voelde zich altijd ‘ongewenst’. Toen hij op voetballen ging, ontdekte hij het positieve effect van bier. Na afloop van een wedstrijd werd er flink gepimpeld en hij voelde zich er lekkerder en zelfverzekerder door. In die tijd was het ook heel normaal om dagelijks alcohol te drinken. Het was deel van het volwassen worden.
Mijn ouders ontmoetten elkaar, werden verliefd en trouwden. Kort daarna werd ik geboren. Ze waren jong en onervaren en mijn vader zat niet lekker in zijn vel. Voor hij naar zijn werk ging, dronk hij daarom standaard twee flesjes bier. Hij deed dat jarenlang en ik weet dat zelfs nog, het hoorde erbij. Maar mijn vaders lichaam protesteerde. Hij kreeg open tuberculose. Dat samen met zijn drankprobleem maakte dat hij een jaar thuis kwam te zitten. Soms stopte hij met drinken. Maar zodra er iets rottigs gebeurde, begon hij weer. Het was zo’n gevecht voor hem.

‘Ik droomde zeker twee keer per maand over mijn vaders begrafenis en had het gevoel dat hij in zijn reservetijd zat’

Weggejaagd
Als ik op zijn kluskamer kwam, zag ik overal bierflesjes staan. Ik vond het vreemd, maar koppelde er niets aan. Ik was puber en had het veel te druk met mijn eigen sores. Ondertussen werd mijn vader steeds zieker. Zo ziek dat hij op een gegeven moment dus met de ambulance werd afgevoerd naar het ziekenhuis. Mijn moeder en ik schrokken ons kapot toen we hem in het ziekenhuisbed zagen liggen. Wat zag hij er slecht uit. Geel, mager. Na vijf weken kwam hij weer thuis en stopte hij rigoureus met de drank.
We hadden weinig andere mensen om ons heen. Mijn vader was vrij stellig in zijn meningen en als hij dronk, werd hij daar nog fanatieker in. Het heeft waarschijnlijk veel mensen weggejaagd. Maar juist omdat we zo op elkaar waren aangewezen hadden we ook zo’n hechte band. Het ergste wat ik me kon voorstellen was dat ik zonder mijn vader, mijn grote held, door het leven moest. En dit perspectief kwam akelig dichtbij. Ik droomde zeker twee keer per maand over mijn vaders begrafenis en had het gevoel dat hij in zijn reservetijd zat. Maar gelukkig dronk hij niet meer. Dat deed hij zonder hulp en dat vond ik superknap. Tien jaar lang konden mijn moeder en ik rustig ademhalen. Tot de huisarts hem vertelde dat zijn leverwaarden zo goed waren dat hij af en toe best wel weer een wijntje mocht. Dat had hij beter niet kunnen zeggen. Langzaamaan begon mijn vader zijn drankgebruik weer op te voeren. Het werd een vervelende strijd waardoor we gezellige dingen, zoals een terrasje pakken of etentjes, gingen mijden. Uiteindelijk ontdekte mijn vader dat hij rosé wel erg lekker vond. Hij bleef het drinken, tot hij op drie flessen per dag zat. Hij verstopte de wijn in kleine spaarflessen in de kelderbox van het appartement waar hij met mijn moeder woonde. Mijn vader was afgekeurd waardoor hij hele dagen alleen was. Ik woonde al op mezelf en mijn moeder werkte. Als ze thuiskwam, lag hij vaak al op bed. We hadden lange tijd niets in de gaten en wilden het misschien ook wel niet weten. De waarheid was te hard.

Beste hulp
Hij werd weer zwak, ziek en misselijk en we maakten ons grote zorgen. We konden er niet meer omheen, mijn vader dronk weer. Alleen durfden we hem er uit een soort plaatsvervangende schaamte niet op aan te spreken. Wat moesten we nou doen? Hoe konden we ingrijpen? Ik voelde me zo machteloos dat ik uit pure wanhoop de huisarts belde. Die riep mijn vader op voor een bloedcontrole en daaruit bleek dat het inderdaad slecht met hem ging. ‘s Avonds belde ik mijn vader en hadden we een heel fijn gesprek. Hij gaf toe dat hij weer dronk en was ineens erg open over zijn probleem. Hij voelde zich zo ellendig dat hij begon te huilen. Ik zei dat ik hem voor mijn ogen in elkaar zag schrompelen. Dat ik het verschrikkelijk vond dat hij niet eens de trap van mijn appartement op kon komen, terwijl hij pas zestig was. En ik vroeg hem of hij mijn verjaardag nog mee wilde maken en of hij geholpen wilde worden. Dat wilde hij en dus ging ik op zoek naar een goede kliniek. Al moest ik er al mijn spaargeld insteken, ik wilde dat hij de beste hulp kreeg.
Ik vond een goede kliniek in SolutionS waar we gelukkig meteen terecht konden voor een gesprek. Omdat mijn vader zo’n acuut geval was, werd hij de volgende dag al opgenomen. Even hadden mijn moeder en ik geen zorgen, omdat we wisten dat hij in goede handen was. Even hoefden we niet alert te zijn op zijn drankgebruik. We kwamen weer bij.
In de kliniek ging mijn vader meteen enthousiast aan de slag met zijn herstel. Hij stond er volledig achter en was heel gemotiveerd om zijn opname tot een succes te maken. Tegelijk was hij opgelucht en blij: na al die tijd mocht hij eindelijk toegeven dat hij verslaafd was en dat hij het niet zelf kon oplossen. Hij had hulp nodig en dat was prima.

‘Ik vertelde hem dat ik graag moeder wilde worden, maar dat ik mijn kind nooit aan hem  zou toevertrouwen zolang hij dronk’

Herboren
Het moment dat we onze schadebrieven voorlazen, was emotioneel en confronterend. Ik schreef over ons fijne gezin en over hoeveel ik van mijn vader hield. En over dat hij die drank helemaal niet nodig had, want hij was zo leuk zonder. Ik vertelde ook dat ik graag moeder wilde worden, maar dat ik mijn kind nooit aan mijn vader zou toevertrouwen zolang hij nog dronk. Dat laatste kwam vooral hard aan, want hij wilde zo graag opa worden en op zijn kleinkind passen. Mijn moeder vertelde hoe ze zich soms voor hem schaamde als hij een discussie aanging met een ander. Zijn mening was volgens hem de waarheid en daarin ging hij ver. En ze maakte zich, net als ik, altijd ongerust over zijn gezondheid.
De dagen daarna was mijn vader flink van slag. Hij las de schadebrieven over en over en geloofde er niks meer van. Volgens hem hadden de counselors ermee geknoeid: wij konden dit onmogelijk zo heftig voelen. Maar het lukte de therapeuten hem toch te overtuigen dat dit echt onze gevoelens waren. Hij herpakte zich en vond de motivatie weer om door te gaan.
Na een maand kwam hij uit de kliniek. Hij voelde zich herboren en kon de eerste tijd over niets anders praten. Bloedserieus ging hij aan de slag met zijn stappenplan en hij bezocht drie keer per week een meeting. Zijn verhaal schreef hij van zich af in zijn dagboeken.

 

‘Voor verslaving hoef je je niet te schamen, niet voor je eigen verslaving en niet voor die van een geliefde. Het is alleen maar logisch dat je met een probleem naar de dokter gaat. Hoe eerder, hoe beter’

Primaire leverkanker
Nu mijn vader gestopt was met de alcohol, verwachtte hij dat zijn gezondheid zou verbeteren. Helaas bleef hij tobben en dat frustreerde hem. Gelukkig kwam er wel heel goed en bijzonder nieuws: mijn kinderwens ging in vervulling! Een enorm cadeau en een groot wonder. En mijn vader verheugde zich er ontzettend op dat hij opa werd. De dag na zijn verjaardag werd mijn zoon Fenn geboren. Maar er hing een zwarte schaduw over ons geluk, want het ging slecht met mijn vader. Hij voelde zich beroerd en zijn buik zwol helemaal op. Een maand later kregen we het vreselijke nieuws te horen: mijn vader had primaire leverkanker. Zijn levensverwachting was nog een week tot een maand. Het was een direct gevolg van zijn alcoholmisbruik.
De periode daarna vulden we met mooie, dierbare herinnermomenten. Kleine, simpele dingen, zoals samen een kroketje eten op het strand of liedjes zingen voor Fenn. We genoten bewust van elkaar en alles wat we deden voelde bijzonder en intens. We spraken ook alles uit wat we nog tegen elkaar wilden zeggen. Zo vroeg ik hem bijvoorbeeld of hij spijt had van zijn tijd in de kliniek. ‘Nu heb je daar zo gevochten en afgezien en dan overlijd je alsnog!’, zei ik. ‘Nee joh, ’ zei hij, ‘ik heb helemaal geen spijt. Natuurlijk had ik er liever langer van genoten, maar ik heb mezelf weer gevonden. Dat was de moeite hoe dan ook waard.’ Na vier weken sliep mijn vader vredig en kalm in.
Er brak een vreemde tijd aan waarin gevoelens van geluk om mijn nieuwgeboren zoontje zich razendsnel afwisselden met het verdriet om mijn overleden vader. Mijn ergste nachtmerrie was werkelijkheid geworden en toch verging de wereld niet. Het gaf op een bepaalde manier zelfs rust: de angst voor zijn dood, die ik sinds mijn zeventiende had gevoeld, was weg. Ik kon zelfs blij zijn en lachen. Aan de andere kant heb ik door Fenn ook niet echt de tijd gehad om stil te staan bij mijn vaders overlijden. Het is soms nog zo’n waas. Ik heb vrede met hoe het is gegaan, alleen denk ik dat het echte rouwen nog moet komen.

Levensgevaarlijk
Vlak voordat mijn vader overleed, vroeg ik of ik zijn dagboeken mocht lezen. Hij vond dat een fijn idee en gaf ze aan me. Als ik er nu in lees, krijg ik een warm gevoel: alsof hij nog even bij me is. Maar het is ook moeilijk om over zijn strijd en schaamtegevoel te lezen. Hij heeft zo geworsteld met zijn drankprobleem. Zo geknokt. Helaas is het uiteindelijk toch slecht afgelopen met mijn vader. Mijn held is niet meer. En alhoewel ik mijn verhaal dus nogal ‘gewoon’ vind, vind ik het wel belangrijk om te vertellen. Het bewijst namelijk dat verslaving iedereen kan overkomen. Bij de gewoonste mensen, in de gewoonste situaties. Het komt zoveel vaker voor dan je denkt. En het is een sluipende ziekte die levensgevaarlijk is.
Ik hoop dat mensen door dit verhaal inzien dat ze zich niet hoeven te schamen. Niet voor hun eigen verslaving en niet voor de verslaving van een geliefde. Het is alleen maar logisch dat je met een probleem naar de dokter gaat. Hoe eerder, hoe beter. Dan heb je de grootste kans dat ernstige schade, zoals bij mijn vader, kan worden voorkomen.’ 

 

 

 

Reageer reacties (1)

ingrid(09. december 2016)

Wat een herkenbaar en aangrijpende story! Er zijn inderdaad zovele onopvallende drinkers die hulp zoeken net die stap te ver vinden. Dank je wel voor het schrijven.

LEES MEER...