Marion de Haan (52) heeft de ouder-kindrol in verslaving van beide kanten gezien: haar ouders waren allebei alcoholist en haar oudste zoon is verslaafd aan wiet. In het proces om haar kind te helpen, leerde ze veel over codependency en haar eigen rol. Met die ervaring hoopt ze uiteindelijk anderen zoals zij te kunnen helpen.
Tekst: Marloes Leezer. Beeld: Esmee Franken.
Dit artikel verscheen in augustus 2017 in Lef Magazine
‘Ik heb drie zoons: Bas van eenentwintig, Nick van zestien en Stan van tien. Bas begon rond zijn dertiende te blowen. Ik weet het niet precies, maar dat het zo was, merkte ik rond zijn veertiende. Bas wordt agressief als hij gebruikt heeft. Dat was voor mij de eyeopener. Ik wist: die buitensporige agressie past niet bij de persoon die jij bent. Misschien viel het kwartje ook eerder door mijn voorgeschiedenis. Ik prikte er in ieder geval zo doorheen bij hem.
Mijn moeder had al toen ik heel jong was een alcoholprobleem en een eetstoornis, ze at bijna niks. Daarnaast rookte ze en dronk ze veel koffie. Het is een wonder dat ze 63 is geworden. Bijna vijftien jaar geleden overleed ze aan kanker, maar ook daarvoor had ze al gezondheidsproblemen. Maagklachten, maagontstekingen… En maar volhouden tegen de dokter dat ze maar heel af en toe een wijntje dronk. Ik heb geprobeerd haar te redden toen ik jonger was: ik spoelde flessen drank door de gootsteen, leidde haar af. Het heeft een hoop therapiesessies gekost om me te realiseren dat je iemand die van een flat springt, niet op de vierde verdieping weer naar binnen kunt trekken. Mijn moeder wilde of kon haar probleem niet onder ogen zien.
Mijn vader ontwikkelde later pas een verslaving. Hij heeft altijd zijn werk gehad, een verantwoordelijke baan. Maar toen hij niet meer werkte, dronken ze samen meer dan goed voor ze was. Ik heb het hem erg verweten dat hij nooit tegen mijn moeder heeft opgetreden. Ik weet dat ik het niet op hem kan afschuiven, maar ik nam hem dat wel kwalijk. Hij bleef de schijn ophouden. Ik weet dat ze een keer met zijn tweetjes naar de AA zijn geweest. ‘Daar horen wij niet’, zeiden ze toen ze terugkwamen. Het had ze wel aan het denken gezet, toen ging het een tijdje beter. Maar het hield geen stand.
‘Hij eruit of ik eruit’
Toen Bas vijftien was, ging hij een tijdje bij zijn vader wonen. Daar knapte hij niet van op. Mijn ex heeft een nieuwe partner, en Bas en zij botsten behoorlijk. Zijn gebruik groeide daar flink en zijn vader had niets door. Die dacht dat het allemaal wel meeviel, dat ik me aanstelde. Na ongeveer een jaar zei de nieuwe partner van mijn ex tijdens een time-out: ‘Hij eruit of ik eruit.’
Dat was een klap voor Bas. Ik was er ook niet blij mee, ik had gehoopt dat Bas’ vader iets voor hem kon betekenen. En ik heb nog twee kinderen waar ik aan moet denken. In eerste instantie wilde ik dus niet dat Bas terugkwam. Een voordeel aan het feit dat hij niet bij mij woonde, was dat hij weg kon als wij ruzie kregen. Dat gaf ons de kans om de volgende dag met een frisse blik verder te gaan.
Tegenwoordig probeer ik dat te doen door een afspraak te maken. Als Bas boos wordt over iets moeilijks, zeg ik: ‘Ik wil het hier best met je over hebben, maar niet hier en niet nu. Laten we een afspraak maken, dan gaan we bij Van der Valk koffie drinken en dan praten we erover.’
'Je kunt bijna niet anders dan codependent zijn naar je eigen kind'
Achttien, en dan?
Drie maanden na Bas’ terugkeer was ik er goed klaar mee. Na een escalatie zei ik: dit gaat zo niet, we gaan een oplossing zoeken. Toen ging hij naar Yes We Can Clinics, waar hij tien weken intern zat. Dat was ook het moment dat ik ontdekte hoe verschrikkelijk veel hij blowde. Ik wist niet dat het zo erg was. Hij stond ermee op en ging ermee naar bed.
Die tien weken in de kliniek waren heel goed, daar hebben we allemaal veel van geleerd. Maar het heeft het niet opgelost. Vlak na zijn opname werd hij achttien en dan hoeft een kind niks meer. Hij heeft nog twee keer in de jeugddetox in Den Haag gezeten en drie keer in de volwassenendetox in Alkmaar, hij is bij Brijder geweest, en hij is er nog steeds niet vanaf. Heel lang wilde hij dat zelf ook niet. Hij dacht: als ik nou mooi aan die moeder van me laat zien dat ik heus mijn best doe, kan ik het echte stoppen nog wel een tijdje rekken. En dat is ook zo gegaan. Ik liet hem consequenties zien van dit leven, maar ik kon hem niet dwingen te stoppen.
Ik heb meerdere keren op het punt gestaan Bas uit huis te zetten, maar waar moet hij heen? Nu ben ik blij dat ik het nooit heb gedaan. Hij is nu iets op aan het bouwen. Hij volgt een werk-leertraject in de elektrotechniek, heeft zijn rijbewijs, zijn dagritme. Dat zijn voor hem ook allemaal stokken achter de deur om minder te gebruiken. Hij blowt nog steeds, maar veel minder. Ik heb het idee dat dit een keerpunt kan worden in zijn leven. Pakt hij het op en zegt hij het voorgoed vaarwel? Ziet hij wat hij kwijtraakt als hij doorgaat? Ik denk dat hij het oppakt, maar ik ben een eeuwige optimist. Wel ervaart hij zelf al veel voordelen van nuchter zijn. Hij is periodes langere tijd clean geweest en dan merkt hij bijvoorbeeld dat hij veel minder problemen met mij heeft. Dat inzicht heeft hij, het besef is er. Nu de rest nog.
Stempel van boeman
Wat hij lastig vindt, is de stempel die hij heeft. Hij voelt zich een slecht voorbeeld voor zijn broers, vindt zichzelf de boeman in het gezin. De band met zijn broers is gelukkig nooit echt slecht geweest. Ze hebben altijd ingezien dat dit gedrag de verslaving was, niet Bas zelf.
Ook waar wij wonen heeft Bas ‘last’ van de stempel. Hij wordt regelmatig aangehouden als hij achter het stuur zit. Dat komt voor een deel ook door mij. Ik zat zo met mezelf in de knoop: hoe kan ik negeren dat mijn zoon onder invloed rijdt? Daar heb ik uiteindelijk melding van gemaakt bij de wijkagent. Nu staat hij in het systeem. Dat heeft hij me enorm kwalijk genomen, maar aan de andere kant begrijpt hij het ook. Net als het feit dat ik ooit aangifte van vernieling heb gedaan nadat hij de boel een keer enorm op stelten had gezet. Hij weet net zo goed als ik: als ze dat niet had gedaan, waar was het dan gestopt? Wat als hij in een boze bui per ongeluk iets tegen een van de andere twee aan smijt? Ik ben totaal niet agressief, maar ik denk dat ik dan een waas voor mijn ogen krijg. Dat inzicht heeft Bas ook en daarom laat hij zich nu makkelijker wegsturen als hij een boze bui voelt opkomen. Doordat hij nu werkt, zitten we ook minder op elkaars lip.
De kreet van de eeuw
Ik ben niet zo’n barricadetype geworden dat enorm anti-drugs is. Als je er verantwoord mee omgaat, mag je van mij doen wat je wilt, mits je uiteraard ouder bent dan achttien. Mijn grenzen in de gaten houden is wel iets wat ik heb moeten leren. Loslaten, het is de kreet van de eeuw aan het worden, maar het is wel waar het om gaat. Op het moment dat je onder de knie krijgt hoe je iemand los kunt laten zonder hem te laten vallen, wordt je leven een heel stuk lichter. Het mijne in ieder geval wel. Maar dat was een heel proces. Je moet niet je hele pizza uitdelen en dan zelf niets overhouden om te eten.
Er is wel een last van me afgevallen toen mijn ouders waren overleden. Ik kan mijn moeder nog steeds missen, die koetjes-en-kalfjesgesprekken, maar anders zou ik nu misschien nog wel in die zorgrol zitten. Op het einde hadden we de tijd om dingen uit te praten. Dat gaf me veel rust.
Codependent naar je kind
Er kan nog heel veel beter in de verslavingszorg in Nederland. Het natraject zou bijvoorbeeld echt langer moeten. Kinderen moeten veel langer in beeld blijven. Ook zou ik graag meer voorlichting op scholen zien. Gebruik de kracht van ervaringsdeskundigheid en zet jongeren voor de klas die goed de fout ingegaan zijn. Dat maakt meer indruk dan een boekje. Daarnaast is het belangrijk dat ouders de signalen leren kennen en weten waar ze hulp kunnen krijgen. Gesprekken met ervaringsdeskundige ouders kunnen al zoveel inzicht geven.
'Loslaten is de kreet van de eeuw, maar wel waar het om gaat'
Daarnaast vind ik ook dat er beschermde woonruimte zou moeten zijn voor de groep jongeren die nog niet los in de maatschappij kan. Een gezond dagritme zit er na tien weken kliniek niet in, dan vallen ze als ze weer thuiskomen heel snel in oud gedrag. En de omgeving dan ook. Zo houd je elkaar in stand. Voor de codependency zou het goed zijn als die jongeren niet meteen weer in de gezinssituatie komen. Maar nu kunnen ze eigenlijk alleen naar de daklozenopvang, of op kamers met een uitkering.
Je kunt als ouder bijna niet anders dan codependent zijn naar je eigen kind. Je hebt die zorgfactor en daar sla je in door. Op het moment dat je kind niet thuis woont maar wel begeleid wordt, ben je weer in staat om die ouder-kindband op te bouwen. Er komt rust in het gezin en bij het kind. Dus daar wil ik me hard voor maken. Ik wil een stichting oprichten en dan met bijvoorbeeld containerwoningen een woonproject starten. De kosten zijn laag, ze kunnen tegen een stootje en er kan huursubsidie op aangevraagd worden. Zet daar coaches en begeleiders bij en laat deze groep jongeren het vertrouwen in zichzelf terugvinden, kijken waar hun talenten liggen en zo stap voor stap de regie over hun leven terugkrijgen. Maar dat kan ik niet alleen. Als de stichting er is, kan ik gaan werven. En als je iets goeds doet, krijg je iets goeds terug, daar geloof ik sterk in.’
08-10-2020
LEES MEER...