Tekst Stephanie Herman
Fotografie Don van Hout
Dit interview verscheen in december 2012 in Lef Magazine. Inmiddels is Meino bijna negen jaar in herstel en heeft naast zijn werk als counselor een opleidingsinstituut voor verslavingsbehandelingen opgericht.
‘Mijn jeugd werd gekenmerkt door ziekte. Op mijn negende werd mij verteld dat mijn vader te veel dronk. Wat dat precies inhield, wist ik niet. Drinken was voor mij te vergelijken met ademen; iets dat moest gebeuren. Het woord alcohol kwam daarom ook niet in me op. Mijn ouders zijn gescheiden toen ik nog een peuter was. Mijn zus en ik hebben mijn vader nooit thuis gekend, we zagen hem sporadisch. Mede daardoor kreeg ik weinig mee van zijn ziekte. Tegen de tijd dat ik twaalf was, werd hij langdurig opgenomen in een kliniek. Hij had Korsakov. Vanaf dat moment gingen we niet meer naar hem toe. Waarom wist ik niet: dat was gewoon zo. Kort daarna werd bij mijn moeder kanker geconstateerd. Ze was erg ziek en kon daardoor nog maar weinig. Mijn zus nam haar taken over en werd mijn steun en toeverlaat.
Aandacht en aanzien
Vanaf dat moment – weet ik nu – leefde ik naar de verwachtingen van anderen. Het belangrijkste vond ik om indruk te maken. Ik had mensen nodig die me vertelden dat ik het goed deed en complimentjes gaven. Iets wat ik vanuit thuis niet kende. Mijn drankgebruik sloop er langzaam in en ik zag het nooit als een probleem. Op de middelbare school kwam ik voor het eerst met alcohol en drugs in aanraking. Ik experimenteerde wel eens met oudere vriendjes. We blowden en dronken wat. Vanaf het moment dat ik een flesje bier in mijn handen had, voelde dat goed en vertrouwd. Nooit legde ik de link met mijn vaders ziekte. Achteraf gezien gaf mijn genetische belasting in combinatie met de omstandigheden honderd procent kans van slagen.
Mijn middelbare school heb ik afgerond, ik heb in dienst gezeten, een halfjaar meegedaan aan een vredesmissie in het Midden Oosten en begon aan een opleiding en stopte ermee. Daarna runde ik een goedlopend café, maar raakte het kwijt door een contractfout. Ik besloot economie te gaan studeren en werkte uiteindelijk bij een brouwerij. Naarmate de tijd vorderde, werd mijn CV alsmaar indrukwekkender. Ik voelde dat ik aanzien kreeg en verkeerde in ijdele circuits. Een huis, leuke vriendin – uiteindelijk mijn vrouw, twee lieve kinderen, goede baan, mooie auto; ik had het allemaal. Maar hoe meer mijn leven gestalte kreeg, hoe ongelukkiger ik werd. Mijn leven was gevuld met veel dingen die ik wilde, maar eigenlijk niet nodig had. En juist dan kom je erachter dat het eigenlijk nooit genoeg zou zijn. Ik was altijd maar bezig met wat ik straks nog kon verbeteren en wat er gisteren eigenlijk had moeten gebeuren. Het heden bestond voor mij niet. Iedere dag was een generale repetitie.
‘Bij mijn zus had ik mijn eerste detox. Het was horror in 3D’
Horror in 3D
Na acht jaar stopte ik met mijn werk bij de brouwerij en ging ik een aantal maanden bij mijn zus op Ameland wonen. Mijn huwelijk was inmiddels gestrand. Dat had in zekere zin met mijn verslaving te maken. Destijds was ik niet eens eerlijk tegen mezelf. Hoe kon ik dat dan tegen haar zijn? Ook in deze moeilijke periode steunde mijn zus me. Ze luisterde dag en nacht naar me – of deed alsof. Achteraf gezien had ik daar mijn eerste detox. Na een aantal dagen van veel gezelligheid en nog meer alcohol dronk ik niets meer. Ik werd behoorlijk ziek. Het was horror in 3D: met beelden, geluiden én geuren. Drie dagen kon ik niet slapen, ik had geen besef van tijd, angststoornissen en alle geluiden kwamen veel te hard naar binnen. Zo liet de buurman iedere ochtend om zes uur zijn schapen in de wei. Het getrappel van die beestjes kon ik niet verdragen. Tegelijkertijd was het voor mij een teken dat de nacht voorbij was.
Ik had geen idee wat er met me aan de hand was en ging naar de huisarts. Hij schreef me onder andere antidepressiva en een kalmerend middel voor. Dat vond ik heerlijk; ik voelde me kiplekker. Bij wijze van spreken had ik fluitend op een begrafenis kunnen staan. De middelen maakten me rustiger en zekerder van mijn zaak. Dat was precies wat ik nodig had. Net als bij de alcohol werd ik er steeds afhankelijker van. Zo was ik eens onderweg van Groningen naar Parijs voor mijn werk. Bij Breda draaide ik om, om mijn benzo’s te halen. Volgens mij heb ik de pillen niet eens genomen, maar ik moest ze in mijn broekzak kunnen voelen. Anders werd ik gek.
Één groot circus
De volgende drie jaar wisselde ik steeds van baan op het commerciële gebied. Mijn gebruik nam toe en liegen had ik tot een specialisme gevormd. De waarheid vertellen betekende dat mensen dichtbij konden komen en dat wilde ik niet. Ik werd nog liever geconfronteerd met mijn verzinsels, want dat betekende dat mijn pantser werkte. Maar ik draaide me steeds verder vast en dat bracht me vaak genoeg in de problemen. Geregeld raakte ik mensen kwijt door mijn gedrag. Omgaan met mezelf kon ik niet. Sterker nog; ik wist niet eens wie ik was. Als ik in de ochtend voor de spiegel stond, zag ik iemand die vijftien jaar ouder was, maar geen ziel meer had. Ik werd een karikatuur van mezelf. Dagen werden zwaarder en ik kon niet zonder mijn middelen. Er kwamen ook steeds meer middelen bij. Benzo’s gebruikte ik om in slaap te komen, amfetamine om fit te blijven, ik snoof coke als dit me aangeboden werd en met xtc keek ik of een avond toch nog leuk kon worden.
Hoe slechter ik me voelde, hoe meer ik ging gebruiken en hoe harder ik ging werken. Overleven; dat was wat ik deed. En dat moest door mezelf en mijn emoties te verstoppen. Dat had ik tijdens mijn jeugd geleerd. Gevoelens kon ik destijds niet tonen, daar was geen ruimte voor wegens de ziekte van mijn ouders. Zijn wie ik was, kon niet. Wat ik wel moest, was aardig gevonden worden. En dat gebeurde als ik aanzien had, dacht ik. Dus ging ik van baan naar baan en had steeds wisselende relaties. Het was alsof ik iedere keer weer mijn circustent opzette. Bij de opening is het hele dorp nieuwsgierig en komen ze kijken. Maar na drie dagen hebben zij het wel gezien. Om interessant te blijven, moet je weer verkassen.
‘Ineens had ik behoefte mijn vader met Korsakov weer te zien en ik sprak af dat ik een week later op bezoek zou komen. Een dag na mijn telefoontje overleed hij’
Tweestrijd
Intussen merkten vrienden op dat het steeds slechter met me ging. Ze zagen me aftakelen. Ze maakten zich zorgen en spraken dat ook uit. Ik deed het af als burn-out. Ook nu erkende ik mijn verslaving niet als een probleem. Sterker nog: ik veroordeelde gebruikers. Zo heb ik wel eens iemand de deur gewezen omdat hij problematisch snoof. Daar moest ik niks van hebben. Terwijl ik zelf zonder mijn gebruik de deur niet uit kwam. Natuurlijk wist ik wel dat er wat met me aan de hand was, maar ik had geen idee wat. Ik legde ook nooit de schuld bij mezelf. Iedere keer als ik weer mijn baan kwijt was, iemand boos op me was of er iets anders negatiefs gebeurde, legde ik de schuld bij de ander. Ik geloofde oprecht dat ik niks fout deed. Achteraf zat ik in de vijfde versnelling richting de afgrond. Al mijn pogingen om geliefd te zijn, hadden het tegenovergestelde bereikt. Ik werd verafschuwd en gehaat.
Bezinning was tijdens mijn gebruik een begrip dat ik weglachte. Mensen die zich bezig hielden met zelfreflectie konden eigenlijk geen carrière maken. En dat was hun uitvlucht, hun excuus. Toch kreeg ik uit het niets vage spirituele gevoelens. Ineens had ik de behoefte en de drang om mijn vader te zien. Ik heb contact opgenomen met de kliniek waar hij verbleef en zou hem een week later gaan bezoeken. De dag na mijn telefoontje overleed hij. Tijd om daarbij stil te staan, had ik niet. Dat wilde ik ook niet. Mijn emoties onderdrukte ik en ik heb me op mijn werk gestort. Mijn gebruik nam opnieuw toe om aan alle verwachtingen te kunnen voldoen. Het was alsof ik in een spagaat zat: mijn doelstellingen werden alsmaar groter, terwijl mijn kunnen afnam.
Te ziek voor woorden
Ik had een keiharde waarschuwing nodig om mij te doen beseffen dat ik verkeerd bezig was. En die kreeg ik. Op een avond kreeg ik een hersenbloeding. Gelukkig werd ik snel geholpen en naar het ziekenhuis gebracht. Ik hield er relatief weinig aan over. Maar op de afdeling zag ik mensen komen en gaan en besefte ik dat het ook anders af had kunnen lopen. Het was alsof dit mijn laatste kans was; alsof iemand vertelde dat ze me de volgende keer wél zouden komen halen. Ik stond oog in oog met mijn vergankelijkheid. Dit was voor mij het teken dat ik gezonder moest leven. Ondanks dit inzicht minderde ik mijn gebruik niet. Twee maanden later belandde ik onder invloed in een detox. Ook hier had ik vooroordelen: in een crisisopvang kwam je alleen als je op straat hoort, dacht ik. Dat geeft voor mij duidelijk aan hoe ziek je bent als je een verslaving hebt. Hoe anders kun je zo denken over iemand die hetzelfde heeft als jij?
Na de detox raakte ik alles kwijt: mijn baan, vriendin, auto, rijbewijs, huis en mijn gezondheid. Het was net of ik te laat was gestopt. Maar ik had geen alibi’s meer en was toch alles al kwijt. Bovendien had ik een eerlijk verlangen om hulp en besloot daarom mezelf op te laten nemen in een kliniek in Schotland. Daar pas besefte ik hoeveel ik op mijn vader leek. Dat kwam hard binnen. Mijn vader was achtendertig toen hij de kliniek in ging en zijn leven takelde af. Op diezelfde leeftijd ging ik ook, maar ben ik pas echt gaan leven.
‘De krankzinnigheid van een verslaving: je gelooft dat dingen beter worden zolang je jezelf maar vernietigt’
Let it go, now
De eerste weken in de kliniek wilde ik mezelf nog steeds bewijzen. Met een map gevuld met mijn cv en werkzaamheden uit het verleden, liep ik rond. Als iemand vroeg wie ik was, liet ik dat zien in plaats van mezelf. Ik wilde nog steeds leuk gevonden worden. Een therapeut had dat goed in de gaten. Toen ik stond te kijken naar het prachtige uitzicht kwam hij bij me staan en zei: ‘You can let it go now boy. Now.’ Ik liet de map uit mijn handen vallen en barstte in tranen uit. Het was de eerste keer in twintig jaar dat ik in een nuchtere toestand huilde. Op dat moment besloot ik alles eraan te doen om een ander leven te leiden. Want wat het ‘nieuwe’ leven ook inhield, slechter dan dat het was kon niet.
Nog nooit eerder had ik een ander leven geleid en het was tijd om mezelf onder ogen te komen. Tot dat moment had ik altijd geprobeerd om voor God te spelen. Ik geloofde in de maakbaarheid van een carrière en van relaties. Eigenlijk had ik helemaal niet veel bereikt, dat dacht ik alleen maar. Want als ik eens goed naar de weg achter me keek, was er niets. Alleen een lang pad vol schuld, schaamte en eenzaamheid. Gevuld met dingen die ik nagelaten heb en mensen die ik gekwetst heb. Door mijn verslaving stond ik eigenlijk ver van de persoon af die ik wilde zijn. Ik wilde liefhebbend zijn en liefde geven. Maar ik had een groot ego en was alleen maar met mezelf bezig. Een leven zonder middelen die mijn ego kortstondig voedden, was voor mij geen optie. En dat is weer die krankzinnigheid van een verslaving: je gelooft dat dingen beter worden zolang je jezelf maar vernietigt.
Twee werelden
Ik besloot vanaf dat moment alles te vreten wat op mijn bord kwam. Het maakte niet uit wat en hoe het gebeurde, ik moest doorzetten. Vooral het besef dat ik er niet alleen voor stond, heeft me erg geholpen. Er waren andere mensen die dezelfde gevoelens hadden als ik en zij konden me de kracht en de tools geven om verder te kunnen. Een half jaar bracht ik in Schotland door. Dat heeft me veel rust gegeven. Voor het eerst kon ik weer genieten van de meest onbenullige dingen. Zo merkte ik op dat de natuur vier keer per jaar veranderde. Nog nooit eerder had ik dat beseft. Ik had leuke gesprekken, contact met lotgenoten, wist dat ik twee goede vrienden en een ex-vrouw had die me steunden: ik had niets te klagen. Ik hoefde me niet meer anders voor te doen om aardig gevonden te worden. Mezelf zijn was genoeg.
Weten dat ik kan zijn wie ik ben, is voor mij heel belangrijk. Ik weet nu dat het leven een oneindig leerproces is. Iedere dag kan een mens wat bijleren op emotioneel gebied. Accepteren dat je tekortkomingen hebt, is belangrijk. Niemand is perfect, dus ik ook niet. Achtendertig jaar lang zocht ik naar een gevoel van acceptatie. Dat deed ik door te gebruiken, liegen, bedriegen en alles mooier maken dan het was. En juist door te stoppen vond ik dat gevoel. Now I talk to express, not to impress. De stap naar de kliniek is de beste keuze die ik ooit heb kunnen maken. Ik ben dankbaar voor alles in mijn leven. Ik heb lieve kinderen, goed contact met mijn ex-vrouw en andere persoonlijke relaties waar ik blij mee ben.
‘Niet de poorten van de hemel gingen open, maar de poorten van de hel om me eruit te laten’
De hel verlaten
Toch realiseer ik me heel goed dat het leven niet altijd rooskleurig is. Inmiddels ben ik vijf jaar in herstel en leerde ik tegenslagen en moeilijke momenten kennen. Voorheen drukte ik mijn gevoelens weg met alcohol of medicijnen. Nu praat ik erover en laat ik mijn gevoelens toe. Ik zal hopelijk nooit meer naar de middelen grijpen, hoe moeilijk het ook is. Ik ken geen trek meer. Mijn zucht is verdwenen. Ik ben bijvoorbeeld door mijn schulden persoonlijk failliet verklaard en belandde in de schuldsanering. Vier jaar lang heb ik van minder dan een minimum moeten leven. En een jaar nadat ik uit de kliniek kwam, kreeg ik te horen dat mijn zus terminaal was. De belangrijkste vrouw in mijn leven zou komen te overlijden. En dat vond ik verschrikkelijk
Verdriet is geen keuze, maar de manier waarop je ermee omgaat wel. Ook al zit het soms tegen, het is niet altijd alleen maar negatief. Ik ben bijvoorbeeld iedere dag blij dat ik clean en sober ben en dankbaar dat mijn zus mijn herstel heeft mogen meemaken en dat ik afscheid van haar heb kunnen nemen. Ze overleed een jaar na haar diagnose in mijn armen. Het leven heeft twee kanten en daar kunnen wij als mensen niets aan doen. Dat is belangrijk om te beseffen. In de week dat mijn zus het slechte nieuws te horen kreeg, ben ik gevraagd een buitenlandse opleiding tot counselor te volgen voor een verslavingsinstelling. Over dubbele gevoelens gesproken. Maar het gaf mij extra motivatie om door te zetten. Niet de poorten van de hemel ging voor me open, maar de poorten van de hel om me eruit te laten. En die stap moest ik zelf nemen. Intussen volg ik een vervolgstudie en heb ik de kans gekregen mij verder te specialiseren.
‘Leven in herstel is niet saai. Je leert alleen andere schoonheden kennen’
Vallen en weer opstaan
Na tweeënhalf jaar stopte ik met mijn werk bij de verslavingszorginstelling en ging ik werken bij de instelling waar ik zelf mijn herstel gevonden heb. Daar werd ik voor gevraagd en dat voelde voor mij waardevol. Ik ben emotioneel betrokken bij de kliniek en dankbaar dat ik nu wat voor anderen kan betekenen. Tegelijkertijd helpt het me herinneren aan waar ik vandaan kom en dat ik daar nooit meer naar terug wil. Aan het eind van mijn gebruik, had ik alleen nog mijn eigen vel en zelfs dat zag er niet uit. Diepe dalen had ik gekend. Echter het gaat er niet om hoe vaak je valt, maar hoe vaak je opstaat. Natuurlijk is de stap richting een kliniek eng. De mannen en vrouwen die ik zie, hebben vaak geen idee hoe een nuchter leven eruit ziet. Zij kennen – net als ik vijf jaar geleden – vaak alleen een gelukkig bestaan onder invloed. Dat opgeven en opnieuw beginnen, is voor iedereen moeilijk. Maar als een leven in herstel niet leuker zou zijn, zou ik op dit moment weer gebruiken. Het is totaal niet saai. Je leert alleen andere schoonheden van het leven kennen. Je komt thuis bij jezelf.’
LEES MEER...