Suikerziekte, de ziekte MS en een scheiding waren voor Carla Hubert geen redenen om weer naar de fles port te grijpen. Ondanks de schommelingen in haar leven kon de 51-jarige de hunkering naar alcohol weerstaan. ‘Het zijn meer de momenten dat je lekker op je bank zit of dat je langs terrassen in Zandvoort loopt en je iedereen met grote glazen wijn ziet zitten.’
Dit verhaal verscheen in juni 2015 in Lef Magazine
Tekst: Jeanine Hendriks
Fotografie: Marjo van de Peppel - Kool
‘Toen ik vijftig werd, gaven we een groot feest in een strandtent in Zandvoort. De dag na mijn verjaardag was het keerpunt in mijn leven. Marcel liep naar het drankrek en pakte er een fles uit. Toen hij zag dat de fles leeg was, ontplofte hij bijna. Het was klaar. Op dat moment heeft hij de knoop doorgehakt en besloten een punt achter ons huwelijk te zetten. Iets in mij had genoeg van de drank. Ergens ging er een knop om. Maar ik weet niet op welk exact moment ik besefte dat ik moest veranderen. Alle gebeurtenissen bij elkaar vormden een mooi bolletje wol dat de doorslag gaf om nooit meer te drinken.
Emoties wegdrinken
Dagelijks ontwaakte ik met een kopje koffie en mijn ontbijt. Ik merkte dat ik het een beloning vond om ’s middags rond een uur of vier een portje te drinken. Ook vond ik het heerlijk om na het avondeten een glaasje te nuttigen. Ik ging daardoor mijn bezigheden verleggen, zoals eerder koken. Dan hoefde ik alleen nog mijn eten op te warmen, zodat ik daarna een heerlijk portje kon nemen. Eentje dacht ik, dan is het wel klaar. Maar dat werden er al gauw twee, drie en meer.
‘Als ik zo door was gegaan dan was ik niet oud geworden’
Ik dronk altijd wel biertjes in mijn jeugd, maar ik begon pas echt met overmatig drinken toen mijn moeder ernstig ziek werd. Ik was 28 toen ze overleed. Ik vond mijn eerste portje helemaal niet lekker. Gaandeweg ben ik dat toch gaan drinken, omdat het me goed deed. Het ging van drie glaasjes per dag naar meer en dan was er weer een periode waarin ik minder dronk. Mijn alcoholgebruik schommelde heel erg. Ik merkte dat als er dingen moeilijk waren in mijn leven, ik naar de fles greep. In plaats van mijn opgekropte emoties te bespreken, dronk ik ze weg. Maar ik wilde daarnaast graag een kind krijgen. Ik weet nog goed dat ik bij de internist kwam en dat mijn leverwaardes niet goed waren. Toen ben ik giga gaan minderen. Ik dronk nog maar een of twee glaasjes per dag en voor de rest thee. De leverwaardes daalden dusdanig, waardoor ik groen licht kreeg voor mijn zwangerschap. Binnen een half jaar was ik zwanger. In mijn hele zwangerschap dronk ik maar drie of vier glazen alcohol. Het is heel raar maar ik verlangde toen nooit naar drank. Ik was tijdens mijn zwangerschap super trots op mijn buik. Iedereen zei dat ik straalde.
Postnatale depressie
Na de zwangerschap gaf ik borstvoeding waardoor ik toen ook geen alcohol dronk. Maar door de heftige bevalling kreeg ik een postnatale depressie. Ik wist niet wat ik moest doen met mijn kind; ik voelde me geen moeder. Ik herinner nog dat ik voor de spiegel stond en tegen mezelf zei: jij bent moeder. Mijn man werkte heel veel en ik zat alleen thuis met mijn zoon. Er was gewoon een afstand tussen ons. Alhoewel ik dat heel goed verborgen kon houden voor de omgeving. Daarnaast waren er toen al tekenen van MS. Achter de kinderwagen lopen was een crime, ook al vond ik het onwijs stoer. Toen mijn zoontje Casper naar de peuterschool ging, begon ik weer af en toe met drinken. Ik hield altijd in mijn achterhoofd dat ik een kind had dat ’s middags uit school kwam en daar lette ik wel op. Ik werd nooit echt dronken waar hij bij was. Ik wist redelijk goed wat ik deed. Ik dronk zo min mogelijk overdag, omdat ik de zorg had voor hem. Als mijn zoon naar bed ging greep ik naar de fles. Dan dacht ik: nu mag het. Ik vermoedde altijd dat Casper het niet in de gaten had. Maar onbewust kreeg hij toch mee wat er speelde. Toen hij een jaar of zes was, moest ik naar het ziekenhuis voor mijn gebit. De artsen wilden in verband met de narcose weten of ik alcohol dronk. Toen maakte Casper de opmerking tegen de arts: ‘mama drinkt te veel’. Ergens is toen daar een zaadje geplant bij mij. Dat was heel confronterend.
‘Alle gebeurtenissen bij elkaar vormde een mooi bolletje wol dat de doorslag gaf om nooit meer te drinken’
Aangeschoten lullen
Ik heb twintig jaar een relatie gehad met Marcel, waarvan we tien jaar getrouwd zijn geweest. Voordat ik me liet opnemen in de kliniek, liep mijn huwelijk niet goed. Hij zag dat ik te veel dronk. Hij dronk helemaal niet, waardoor het sneller opvalt als een ander dat wel doet. Als ik ’s avonds dronk, gooide ik alles wat me dwars zat eruit. Dan zat ik een beetje aangeschoten te lullen. Marcel kreeg elke keer de volle laag over zich heen. Ze zeggen wel eens dat kinderen en dronken mensen de waarheid spreken. Dat was bij mij ook het geval. Op een gegeven moment kon Marcel daar niet meer tegen. Er speelden wel nog andere dingen, hij was bijvoorbeeld altijd druk met zijn werk.
Verstoppertje
Toen de artsen in 2011 de diagnose MS bij me vaststelden, ging het bergafwaarts. Ik zat thuis zonder baan, kreeg moeite met schrijven en het losmaken van knoopjes werd lastiger. Ook lopen ging moeilijk, daarom kreeg ik een rollator. Dat was de meest heftige periode van mijn verslaving. Ik zat op ruim een fles port per dag en als het mee zat dronk ik 1,5 fles. Dan begon ik al ’s middags om één uur te drinken. Ik zat dan meestal in de keuken terwijl mijn zoontje zich in de kamer bevond. We woonden toen in een groot huis, waardoor hij het niet altijd doorhad waarmee ik rommelde in de keuken.
‘De kans op een leveraandoening was groot; mijn leverwaardes waren torenhoog toen ik in de kliniek zat’
Naar de klote
In mijn omgeving waarschuwden de mensen me ook voor mijn drankprobleem. Mijn vrienden roken aan me dat ik dronk. Ik heb een vriendin die ook met een drankprobleem kampte. Zij vergleek mijn gedrag met hoe zij zich gedroeg toen ze dronk. Zij zei tegen andere vrienden: ‘luister als Carla zo verder gaat, gaat ze naar de klote’. Een andere vriendin, die arts is, zei: ‘Joh Car, op een gegeven moment heeft je lichaam er genoeg van’. En dat klopte. Maar als anderen tegen je zeggen dat je te veel drinkt, dan gaat er automatisch een verdedigingsmechanisme in werking. Ik had altijd mijn smoesjes klaar: liegen over de tijd wanneer je het eerste glas hebt genomen, denken dat een ander achterlijk is en niet ontdekt dat jij die fles hebt verstopt.
Maar toen Marcel zijn woede niet meer kon bedwingen, wist ik dat ik moest veranderen. Ik ging naar de huisarts en zei dat ik geholpen wilde worden. Zij bracht me in contact met verslavingskliniek Brijder. Mijn begeleidster Franka kwam na mijn inschrijving bij me thuis zodat we samen mijn problemen konden bespreken. Toen ik zat te googlen op het afkicken van alcohol schrok ik wel even. Ik las dat je epilepsie kon krijgen wanneer je zou stoppen. Maar iets in mij zei dat ik opgenomen wilde worden. En dat gebeurde in maart 2013. In die maand werd ik opgenomen in Hoofddorp.
Ik word nog steeds emotioneel als ik daar aan terug denk. Je leeft in de kliniek in een hele andere wereld. Marcel had het er moeilijk mee om mij daar achter te laten. ‘Mijn god, dit lijkt wel een gevangenis’, zei hij toen hij me bracht. Zo voelde het in het begin. De eerste avond dat ik daar verbleef, voelde ik me onrustig. Er gebeurt op zo’n moment veel met je. De begeleiders voelden aan mijn handen of ik zweette of trilde. Die ontwenningsverschijnselen had ik nooit gehad. Maar het was daar zo’n veilig wereldje met allemaal gelijkgestemden. Het is de verschrikkelijkste, maar mooiste week die ik ooit meegemaakt heb. Ik had het niet willen missen.
Toen Marcel me ophaalde om naar huis te gaan, zat ik vol met verhalen en met dingen die ik moest verwerken. Het was raar om thuis te komen en te merken dat het leven in de tussentijd doorgaat. Het voelde koud. Daarnaast was ik bang om een terugval te krijgen, maar Franka begeleidde me goed. Toen ik vertrok had ik Marcel de opdracht gegeven om alle drank uit mijn huis te halen voordat ik terugkwam. En daar zorgde hij voor.
Kans op leveraandoening
De zondag voordat ik vertrok naar de kliniek zoop ik mijn laatste restjes cointreau en port leeg. Ik vond nog een beetje martini en dat heb ik ook maar opgedronken. Mijn leverwaardes waren torenhoog toen ik in verslavingskliniek zat. Dat maakte de kans op leveraandoeningen groot. Mijn leverwaardes zijn nu weer in normale staat. Ook slikte ik pillen tegen een te hoge bloeddruk. Nu ik niet meer drink zijn die pillen niet meer nodig. Daarnaast heb ik suikerziekte waarvoor ik insuline spoot. Omdat er zoveel suiker zit in een fles port, spoot ik bijna veertig eenheden insuline. Nu ben ik al een half jaar medicatie vrij en daardoor 25 kilo afgevallen vergeleken met de periode waarin ik dronk. Mijn gezondheid gaat er duidelijk op vooruit. Ik merk dat mijn leven ontzettend veranderd is, en ik wil ook echt niet meer terug naar mijn oude leven. Ik zeg wel eens tegen mezelf dat ik nooit had moeten drinken, dan was mijn leven heel anders gelopen. Maar ik heb verslaving in mijn genen zitten en dat heeft me gebracht waar ik nu ben. Ik ben nu veel sterker.
Ondanks dat ik veel meemaakte na mijn opname, verlangde ik nooit naar alcohol omdat ik het moeilijk had. Het zijn meer de momenten dat je lekker op je bank zit of dat je langs de terrassen in Zandvoort loopt en je iedereen ziet met grote glazen wijn. Ik leerde bij Brijder om te mindsurfen. Je moet heel bewust aan dat wijntje of portje denken, zodat het gevoel langzaam wegebt.
Afscheidsbrief
Om de heftige periode van mijn verslaving af te sluiten, schreef ik als afronding van de begeleiding van Brijder een afscheidsbrief aan mijn verslaving. Ik wilde het afsluiten voor mezelf. Daar kreeg ik ontzettend veel positieve reacties op. Mijn praktijkbegeleidster van de Brijder en mijn huisarts konden na het lezen van de brief hun tranen niet bedwingen. Mijn huisarts hield na mijn opname contact met me. Toen ik een jaar droog stond, belde ze me om me te feliciteren. Volgens haar ben ik een voorbeeld voor velen. Ze zei: ‘Je kickte af van drank, zat in een scheiding, verloor daardoor je huis, en je hebt nog steeds geen fles aangeraakt. Dat is een hele prestatie.’ Toch vond ik het wel heel moeilijk om mijn ouderlijk huis te verlaten, omdat zelfs mijn overgrootouders er gewoond hebben. Maar nu ik in mijn nieuwe huisje woon, ben ik zo blij dat ik daar weg ben. Ik zou niet meer terug willen. Ik begon hier een ander leven.
Mijn zoon is inmiddels tien jaar en kent niet het exacte verhaal rondom mijn verslaving. Indien hij dit wil weten in de toekomst, vertel ik hem alles. Maar ik vind hem nu nog te jong om alles te kunnen begrijpen. Ik vind het nu vooral belangrijk dat hij een zo goed mogelijk leven kan leiden.’
Datum: 06/10/2016
LEES MEER...