Heel deze maand heeft in het teken gestaan van mijn opname in het TCNL (Trauma Centrum Nederland in Vorden) en de aftermath.

Het was tijd. Tijd om een stap verder in mijn herstel te nemen. Tijd om verder te werken aan demonen die nog steeds huishielden wanneer het hen uit kwam. En wat er steeds meer werden op den duur. Vooral de week voor opname werd het mij duidelijk dat een bepaalde wrok steeds meer op de voorgrond kwam te staan. Wrok naar mijn ouders. Geboren vanuit onbegrip en spirituele verstoting. Rationeel kreeg ik het nog wel verklaard. Ik kon er vanuit dat perspectief goed naar kijken, maar emotioneel en fysiek begon ik er aan onderdoor te gaan. Iets waar ik al tweeënhalf jaar tegen vecht. Ik mag niks mankeren, het moet goed gaan, ik mag niet klagen, ik mag niet falen, ik moet representatief blijven, ik moet doorgaan, etc etc. Dit zijn mijn kernovertuigingen ontstaan uit angst voor falen en verstoting.

De angst voor verstoting was er al van kinds af aan. De angst voor falen kwam later en werd sterk aangewakkerd toen mijn moeder hertrouwde met een heel temperamentvolle en statige man. Een man die de lat zo hoog legt voor zichzelf en verwachtingen projecteerde naar de buitenwereld, dat wij kinderen ons verplicht voelde daarin te volgen. Alles bij elkaar gerekend krijg je dan een heel toxische situatie waarin er geen ruimte is voor een oprecht gevoel van emotionele veiligheid en waarbij de mentale welzijn van de volwassene altijd voorop staat. Tenen lopen dus.

Dit kwam, vooral gericht naar mijn moeder (gezien haar rol als communicator in de familie en vanuit mijn reis met haar sinds mijn geboorte) tijdens mijn opname nog harder naar boven. Toen ik eenmaal na een aantal gesprekken gewezen werd op psychosomatische pijn en ik juist op basis van mijn gezondheid keihard ben afgewezen en afgerekend door vrijwel heel de familie, was het hek van de dam. Wrok, boosheid, verdriet, verstoting, falen, alle kwam naar boven. Ik vertelde mijn ouders allang niet meer als mij iets mankeerde, want het interesseerde ze geen bal, veel te bang voor de afwijzing. In mijn ziekenhuis dossier staat zelfs heel duidelijk om mijn familie niet te bellen als ik daar lig. Zij zijn dus niet mijn eerste contact persoon. Mijn nazorg is dat.

Ik heb ‘vroeger’ vaak in het ziekenhuis gelegen. Voornamelijk ‘s avonds of in het weekend. Het moment dat een lichaam in rust stand komt en begint te verwerken. Ruim vier jaar geleden kreeg ik al de diagnose Functionele Neurologische Stoornis. Een syndroom dat conversie klachten veroorzaakt. Spieruitval voornamelijk. Zonder enige duidelijke aanwijzing houdt een lichaamsdeel er dan mee op. In de meeste gevallen mijn benen. Vaak doordat ongemerkt stress zich opstapelt. Een andere manier van uiting van verwerkende trauma is buikpijn- of hoofdpijnklachten. Als je niet weet dat het lichaam PTSS verwerkt of probeert te verwerken door het creëren van lichamelijke klachten, dan zit je met enige regelmaat op de huisartsenpost, zonder dat er iets gevonden wordt. Wellicht dat er bij sommigen nu een lampje gaat branden. En uiteindelijk klinkt het heel logisch, het hoofd en lijf staat met elkaar verbonden. Als er geen ruimte is voor verwerking in het hoofd dan gaat het lichaam klachten veroorzaken. Net zo lang tot er iemand iets verder kijkt dan de standaard tests en tot de conclusie komt dat psychisch lijden hier aan ten grondslag ligt.

Zo dus ook binnen het traumacentrum. Elk bezoek aan de psycholoog ging gepaard met heftige buikpijn en maakte mijn darmen zo’n hard geluid alsof het probeerde te vertellen: ‘hoor mij, hier zit ik, help!’. Het kwartje viel en daarmee ook de hamer. Het verbrijzelde het laatste stukje ratio dat ik nog over had met betrekking tot mijn moeder. De verklaring was overduidelijk. Er was geen medische oorzaak en ik kon er niks aan doen. Ja, ik heb niet de hulp gekregen die ik als kind had moeten krijgen. Ja, ik ben in de kou gezet. Ja, ik heb mij vreselijk alleen gevoeld.

Het woede, wraak en wrok protocol werd in gezet. Een plan van aanpak om hier ruimte aan te geven. Maar het werd al snel duidelijk bij de eerste stap daar naartoe dat er onder die woede enkel en alleen heel veel angst en nog veel meer verdriet lag. Het was ook oprecht een sneue gebeurtenis en conclusie. Met heel veel informatie voor mijn naasten verliet ik die sessie. Maar met nog meer angst voor de aankomende dinsdag. Want ik had allang spijt dat ik mijn moeder gevraagd had mij op te halen. Nu zou ik dus drie uur met iemand in een auto moeten zitten die mede bijdraagt aan alles waar ik zo hard aan werk die week. Dat vond ik moeilijk. Voor mij voelt dat als bloedend een leeuwenkuil inlopen.

Natuurlijk stonden er behalve haar nog andere trauma’s centraal. Op haar hadden we immers helemaal niet gerekend. Zo heb ik exposure gedaan, rescripting, EMDR, PMT, creatieve therapie, en heel veel psycho-educatie. Zo rond vrijdag stortte ik toch wel in. Mijn lijf wilde wel, voor de verandering, maar mijn hoofd kon niet meer. Ik klapte uit elkaar van mijn overbelaste werkgeheugen. Ik kreeg woorden niet meer gevonden, tijdlijnen liepen door elkaar en ik had geen besef meer van dagdelen of data of wat dan ook met het hier en nu te maken had.

Maar ook dinsdag kwam uiteindelijk aanzetten. Waarmee dan ook het online systeem gesprek. Het gesprek was spannend maar uiteindelijk een enorme opluchting. Aan beide kanten denk ik. Hoewel ik ook daarin wrok voelde en verdriet kon ik mijn moeders standpunt enigszins begrijpen waarom ze zich nooit bezig heeft gehouden met PTSS en wat dit veroorzaakt. Hoewel haar verklaring niet aansluit op de uiteindelijke tijdlijn van 20 jaar, is het oké zo. Ik wilde ook alleen nog maar naar huis. Samen met de psycholoog, nazorg en haar zetten we een plan op en dat was dat. Ze stapte daarna in de auto om mij te komen halen.

Op dat moment ging bij mij ook de telefoon. Jane de poes lag bij de dierenarts. Dat ze ziek was wist ik al, dat ze erheen ging ook, maar het opvolgende nieuws dat in etappes kwam was afschuwelijk.

Een echo. Oké.
Een kijkoperatie. Oké.
Inslapen. Kut! Nee!

Dat laatste kwam binnen op het moment dat mijn moeder op me af kwam gelopen. Jane was niet meer. Een echo liet iets onverklaarbaars zien. De kijkoperatie gaf zich op een zeldzame verkleefde tumor die de darmen blokkeerde en vergroeit zat met de milt. De enige optie die restte was haar tijdens de narcose in laten slapen. Zonder bezoek aan de dierenarts zou ze het nog geen week hebben gered. Ze heeft alles op wilskracht gedaan om haar nestje groot te brengen. Ineens moest ik keuzes maken over crematies en hoe en wat. Ik kon het niet. Mijn Jane Austen was niet meer. Ik was mentaal volledig op. Ik wilde haar ook niet meer zien. In mijn gedachten was ze nog oké en levendig. Dit beeld verruilen voor een geschoren dichtgenaaide wond was niet oké. Het was goed zo. Ik heb alles laten regelen en het eerste uur van de rit verliep nagenoeg in stilte. Uiteraard tikte ik alle HALTS aan en had ik zucht. Ik kon er alleen niks mee. Ik hoefde er ook niks mee te doen. Het uitspreken en erkennen dat het er was was voldoende. Gewoon even een broodje halen en dan doorrijden naar huis. De laatste stukken hebben we het over koetjes en kalfjes gehad en dat was goed zo. Eenmaal thuis nog koffie gedronken en bedankt voor het ophalen. Tijd om bij te komen van alles wat er gebeurd was en alles wat niet op het lijstje stond.

Veel van die week weet ik niet meer. Mijn beste vriend is nog langs geweest. Ik ben naar mijn vaste meeting op donderdag gegaan in Roosendaal. Waar ik volgende week overigens spreekster ben, en heb vanaf toen voor dood op de bank en in bed gelegen. Ik mis Jane. In alles was ze van mij. Mijn maatje. Maar het leven zou het leven niet zijn als vanmiddag tussen 13.10 en 15.30 Emily Dickinson bevalt van vijf babies. Hoe haaks staat het leven dan op elkaar. Of is dit de Cirkel of Life?

Daarin ook de vraag van een vriend of ik er eentje ga houden. Nee. Vooralsnog voelt dat niet oké. Hoewel ik na het overlijden van Jane Austen de andere twee verzekerd heb, gezien ik niet weer een rekening van €800 wilde hebben, zie ik het niet voor me te binden aan een derde. Aangezien mijn Toetje uit het nestje van Jane zijn Lucifer heeft gekozen. Wat kan er dan veel gebeuren in zo’n week. En ik kan je garanderen dat dat nog lang niet alles is. Als ik ooit een autobiografisch boek over mijzelf zou moeten schrijven, dan kan het enkel een tiendelig memoir worden.

Soms zou ik willen dat ik complete jaren kon laten uitwissen. Maar zou ik dan zijn wie ik nu ben? Zou ik dan verslaafd zijn geraakt? Dat moet haast wel, ik ben zo geboren. Maar ik zou er wel iets voor voelen het een en ander in te ruilen voor een beetje rust. Ware het niet dat de dierenarts rekening zo hoog was, of ik had mijn nevenactiviteiten buitenshuis allemaal stop gezet. Voorlopig maar verder op ‘therapeutische basis’. Er is wederom weer een lange weg te gaan. Nieuw EMDR, systeem gesprekken, www-protocol en vooral keihard bikkelen.

Ja, ik kan dit. Ik mag zijn. Ik mag ruimte innemen. Ik mag mijzelf aan de hand nemen. Ik mag compassie voor mijzelf hebben, zonder het begrip voor de buitenwereld te verliezen.  Allesomvattend: ik voel me kut. En dat is oké. Ik weet wat ik kan en welke tools ik heb om hiermee om te gaan. Voor èèn ieder die twijfels heeft over een opname bij TCNL. De eindstand: 70% afgenomen PTSS op de behandelde onderwerpen. Ik voel me oprecht lichter wat dat betreft.

Tot de volgende keer.

Alle liefs,

Reageer reacties (0)
LEES MEER...