Verslaafden voelen zich vooral door familie, vrienden en intieme relaties het meest ongelijk behandeld.
Dat blijkt uit een onderzoek van promovenda Leonieke van Boekel aan de Universiteit van Tilburg. Verder vond een meerderheid van de respondenten dat verslaafden restricties opgelegd moeten krijgen. Zo zouden zij volgens hen geen publieke functies mogen vervullen, niet voor kinderen mogen zorgen en geen rijbewijs mogen hebben.
De algemene bevolking denkt het meest stigmatiserend over verslaafden. Daarna volgen huisartsen, dan de GGZ- en verslavingszorghulpverleners en dan de verslaafden zelf. Het stigma is nog zo groot, doordat veel mensen denken dat verslaafden het allemaal aan zichzelf te danken hebben. Nog maar weinig mensen weten dat verslaving een genetisch bepaalde ziekte is.
Respondenten die zelf met verslaafden te maken hadden in hun persoonlijke omgeving, lijken meer over de aandoening te weten en daardoor positiever tegenover verslaving te staan.
Om de consequentie van stigma op de behandeling van verslaving te bepalen, is meer onderzoek nodig.
Van Boekel verrichte onderzoek naar het stigma op verslaving. Onder de respondenten waren 2973 panelleden die de Nederlandse bevolking vertegenwoordigen, 180 huisartsen, 167 hulpverleners uit de GGZ en verslavingszorg en 186 cliënten die op dat moment in behandeling waren voor een verslaving. Opvallend is dat verslaafden die al langere tijd in herstel niet in het onderzoek zijn opgenomen.
LEES MEER...