Eerste column. Onbeschreven blad. Zoekend naar een haakje om deze tekst aan op te hangen, vond ik op internet een paar liedjes over ‘de eerste keer’. Eentje van Benny Neijman over zelfbevrediging op 12-jarige leeftijd. Eentje van Doe Maar over een ontmaagding in een fietsenhok. Tja. Dus. De eerste keer hoort kennelijk bij seks, zoals peper bij zout. In elk geval heeft de eerste keer betrekking op iets sensationeels. De eerste keer fietsen zonder vaderhand in je nek. De eerste keer zonder ouders op vakantie. Ik herinner me nog de eerste keer dat ik mijn eigen haren waste, mosselen at en de eerste keer dat de ander het uitmaakte – waar Brigitte Kaandorp dan weer een hartverscheurend liedje over schreef. (Oh de eerste keer doet dat verschrikkelijk veel pijn. Midden in de winter nota bene. Nu alle kleuren zijn verdwenen.)
De eerste keer is grensverleggend. Je doet, voelt, ziet of proeft iets wat je nog niet kende. Dingen die een onuitwisbare indruk maken en waar in mijn geval vanaf zekere leeftijd vaak alcohol bij kwam kijken. Wat weer een complete subcategorie aan eerste keren creëerde. Mijn eerste kater, kots, black-out, kapotte knieën, enzovoort. De eerste keer refereert dus ook aan zaken die je liever zou vergeten.
Hoe dan ook, die eerste keer, dat gebeurt nooit weer. Daar was ik van overtuigd. Totdat ik stopte met drinken. Toen begon alles weer van voor af aan. Dingen die ik honderd keren had gedaan voelden als nieuw. Als een ongekende ervaring. Misschien niet grensverleggend, maar toch zeker sensationeel. Zoals mijn eerste droge lente. (Bloesem aan de bomen: hemeltje wat mooi. Lammetjes in de wei: niet normaal zo lief.) En de eerste keer uit eten zonder erbij te drinken staat me levendiger voor de geest dan welk experiment in welke fietsenstalling dan ook.
Bij al de ‘eerste keren zonder’ voegde zich onlangs de citytrip. Een cadeautje van mijn zus. De laatste keer dat we samen op pad gingen, is dertig jaar geleden. Toen nam ze me mee naar Parijs, nu naar Madrid. Ik dacht aan de Goya’s in het Prado en aan Picasso’s Guernica. Maar volgens mijn zus is de charme van Madrid ‘dat alles en iedereen er buiten leeft’. Die mededeling was veelzeggend, maar ik luisterde er overheen. Wat ik zag toen ik uit het metrogat de zon in klom, daar was ik niet op voorbereid. Op elke hoek van de straat en in alle panden daartussen: cafés, bodega’s, hampaleizen, ijskastelen, tapasbars. Met inderdaad veel volk voor de deur. Staand dan wel zittend. Een bezoek aan Madrid, is een bezoek aan ’s werelds grootste terras. En kunst kijken – dat was ik vergeten – is geen doel maar slechts de aanloop naar het glas. Genoeg gezien? Zitten maar.
Mijn arme zus. Uit piëteit met haar geheelonthoudende zusje begon ze pas bij het avondeten te drinken. Twee glazen. Die haar de moed gaven om nog een afzakkertje voor te stellen op een terras. Daar deed ik over mijn thee een krappe vijf minuten, waarna er pakweg veertig overbleven om te kijken naar het glas witte wijn van mijn zus. Nu eens leek het voller dan een minuut geleden. Dan weer nam ze drie snelle slokken achter elkaar om het vervolgens een kwartier lang niet aan te raken. Zo werd het laatste uur met de dag een grotere kwelling. Ik begon uit te kijken naar het moment van vertrek. Terug in Nederland gaf ik mezelf een 3 op de schaal van gezelligheid. Maar mijn zus zei monter: ‘Hier gaan we een traditie van maken.’
Er komt dus een tweede keer. Maar dan mag ik de city bepalen. Ik weet nu al dat het iets islamitisch wordt.
LEES MEER...