Tekst Maartje Hoofs Fotografie Nikki Schuurman
Dit interview verscheen in juni 2019 in Lef Magazine
Voor Tatjana Almuli (28) het door haar uitgekozen Amsterdams café-restaurant komt binnenlopen, heeft ze al twee interviews gegeven. Ze heeft het druk. Haar boek Knap voor een dik meisje is een voltreffer en media weten haar massaal te vinden. Ze moet aan alle aandacht wennen, maar weet ook: ‘Je moet zelf je mond opentrekken om gehoord worden. Als je in de schaamte blijft zitten, kun je niet verwachten dat mensen naar jou toekomen, naar je luisteren en met je in gesprek gaan.’
In Knap voor een dik meisje ben je op zoek naar hoe jouw relatie met eten in elkaar zit. Op welk punt ben je nu?
‘Dat is moeilijk om te definiëren, want mijn relatie met eten is complex. Mijn eetbuien zijn deels emotioneel en deels het gevolg van een gendefect. Hoe de verhouding precies ligt, weet ik niet. Ik weet ook niet of ik een eetverslaving heb. Wat ik wel merk, is dat ik mentale kant moet aanpakken. Daarom ga ik binnenkort opnieuw in behandeling.’
Hoe nodig is jouw boek eigenlijk?
‘Ik denk dat het een belangrijk boek is, het past in deze tijd. Allerlei groepen die door de maatschappij als minderheid zijn bestempeld, worden gelukkig steeds meer besproken. In Nederland komen dikke mensen nog weinig aan het woord, ze pakken het podium ook te weinig. Logisch, want er zit veel schaamte om hun dik zijn. Na mijn deelname aan het RTL-programma Obese in 2015 begon ik columns te schrijven. Via dat platform kreeg ik ontzettend veel berichten van lezers die zich in mijn verhaal herkenden. Toen wist ik: hier is dus behoefte aan. Het boek is net uit en na één week al aan de tweede druk toe. Op sociale media heb ik er ineens vierduizend volgers bij en ik krijg dagelijks tientallen berichten. Dat is bizar, maar het zegt ook iets over het gemis. Het is gewoon erg naar dat als je dik bent, je jezelf nooit in de media terugziet. En als dat al zo is, gebeurt het op een stereotyperende en stigmatiserende manier.’
Hoe is het om dik te zijn?
‘Niet per se fijn. Ik word er door anderen voortdurend op gewezen dat ik dik ben. Tijdens Obese was ik slank. Ineens werd ik niet meer nagestaard en had ik geen praktische ongemakken meer. Vervolgens was ik erg bang om aan te komen en obsessief met gezond leven bezig. Het afgelopen jaar ben ik me gaan afvragen waarom ik zo bang ben om aan te komen. Waarom vind ik het eigenlijk zo erg om dik te zijn? Natuurlijk, fysiek is het ongemakkelijk. Ik beweeg minder makkelijk, ben sneller moe, sneller buiten adem en ik heb sneller pijn in mijn gewrichten. Het vervelendst aan dik zijn, is dat de hele wereld zich ongevraagd met je bemoeit. Mensen denken dat ze het recht hebben zich met mij te bemoeien en dat mijn lichaam en gewicht publiek bezit zijn. Dat kost gruwelijk veel energie. Bovendien ben ik ook nog gewoon een persoon. Dik zijn beïnvloedt een groot deel van mijn leven, maar niet álles. Het is ook wat je er zelf mee doet: hoeveel aandacht besteed ik aan de blikken en opmerkingen?’
Het boek staat vol met ronduit pijnlijke situaties. Mensen permitteren zich nogal wat commentaar.
‘Lang heb ik het gezien als iets dat erbij hoort. Sinds mijn vroege kindertijd hoor ik al wat mensen van mij vinden. Op een gegeven moment denk je: ze hebben gelijk. Zeker als jong meisje, dan ga je daarin geloven. Ik werd gepest, in het openbaar vervoer wordt tegen mij gezegd dat ik beter ergens anders kan gaan zitten en als ik ergens eet, word ik bekeken. Alle voorbeelden uit het boek zijn waargebeurd en hebben mij diep geraakt. Door te eten, bouwde ik een schild om me heen en was ik minder kwetsbaar. Nu denk ik: het was te pijnlijk om te voelen.’
Is dat nog steeds zo?
‘Ik heb uit noodzaak geleerd om voor mezelf op te komen en de discussie aan te gaan. Ik moest ervoor afvallen om te ontdekken dat er bij mij niets veranderde en dat het probleem bij de ander en bij maatschappelijke patronen ligt. Vanuit de media en overheid hebben we geleerd dat we ons op een belachelijke en bovendien lelijke manier met iemand mogen bemoeien. Mijn familie insinueerde altijd dat ik teveel at en dat ik niet goed was zoals ik was. Ze hadden ook kunnen vragen: ‘Hoe voel je je? Gaat het wel goed? Waarom eet je zoveel?’ Ik word met name boos als ik fatshaming bij een ander zie gebeuren. Voor mezelf is het helaas normaal geworden, blijkbaar hoort het erbij.’
Van jongs af aan meekrijgen dat je niet goed genoeg bent, lijkt me best schadelijk.
‘Al zolang ik me kan herinneren, heb ik een zeer negatief zelfbeeld. Dat verandert nu pas, heel langzaam. Bij alle nieuwe dingen die ik doe, denk ik: dat kan ik toch niet. Toen ik jong was, hoorde ik overal om me heen dat ik niet goed was. Er was kritiek op mijn uiterlijk, maar ook op mijn intelligentie. Ik kan rationeel denken: dat is niet waar. Want ik ben niet dom, ik heb een universitair diploma en een boek geschreven. Maar op mijn 28e deal ik dus nog met de negatieve patronen uit mijn verleden.’
Je ging al vroeg naar een psycholoog en diëtist. Was dat ook weer een bevestiging?
‘Op mijn twaalfde ben ik naar een afvalkliniek gegaan. Er moet wel iets heel erg mis zijn met mij, dacht ik. Uit mijn klas was ik de enige die naar een psycholoog of diëtist moest. Ik was altijd de uitzondering. Zolang ik me kan herinneren, heb ik me een mislukkeling gevoeld. Op school kon ik niet goed meekomen, ik kreeg een schooladvies zwaar onder mijn niveau. Iedereen zag het gebeuren, maar niemand vroeg waarom ik eigenlijk niet goed mee kon komen.’
"Dik zijn beïnvloedt een groot deel van mijn leven, maar niet álles"
Er is lang aan symptoombestrijding gedaan. Totdat je bij internist-endocrinoloog Liesbeth van Rossum (Erasmus MC) terechtkwam.
‘Liesbeth van Rossum was de eerste arts die mij serieus nam. Daardoor durfde ik eerlijk te zijn over mijn eetbuien. Dat er genetisch iets aan de hand was, was elders al geconstateerd . Maar er werd weinig vervolgonderzoek gedaan en dus ben ik weggestuurd met de boodschap dat ik zelf moest veranderen. Van Rossum zei: ‘Dat was een slechte diagnose. We gaan het verder onderzoeken.’ Iemand als Liesbeth van Rossum heeft aanzien, daar wordt naar geluisterd en dat biedt mogelijkheden. Een wetenschappelijke onderbouwing is belangrijk. Daarom voer ik in mijn boek ook een aantal artsen op.’
Waren haar aanpak en diagnose een opluchting?
‘Ja. Zeker toen de bevestiging kwam dat ik een ziekmakend gendefect heb. Door die diagnose voelde ik ook rust. Niet dat alles daarmee is opgelost: er is geen quick fix en (nog) geen medicatie. Maar ik kan nu tenminste uitleggen wat er aan de hand is en bovendien: ik was al die jaren dus niet gek! Het zit dan wel in mijn genen, maar ik heb er zelf geen invloed op.’
Om welk gendefect gaat het precies?
‘Het MC4-receptordefect, een genetische schrijffout die invloed heeft op mijn hormoonhuishouding. Het is deels bepalend voor mijn hongerhormoon, gevoel van verzadiging en metabolisme. Mijn stofwisseling is heel laag. Soms heb ik de hele dag honger. Het maakt niet uit wat ik eet, de honger blijft. Voor de duidelijkheid, het is geen trek, maar écht honger. Dan heb ik de hele dag buikpijn en duizelingen. Ik weet dat ik niet hóéf te eten, want ik heb net gegeten en toch heb ik honger. Vervolgens bereik ik geen verzadiging, waardoor ik kan blijven dooreten.’
Letterlijk dooreten?
‘Soms wel. Eén of twee uur later ben ik dan ineens misselijkmakend vol. Het volle gevoel dat de meeste mensen vrij snel hebben, krijg ik niet. Intuïtief eten is extra verstoord, ook door al dat diëten. Het jaar na Obese was wat dat betreft absurd. Ik moest dagelijks sporten van mezelf, ik sloeg maaltijden over en dronk alleen sapjes. Dat werkt natuurlijk niet bevorderlijk.’
Hoe merkte je dat je geen volledige invloed op jouw gewicht hebt?
‘Tijdens Obese viel ik zestig kilo af. Dat stagneerde op een gegeven moment, terwijl ik nog precies hetzelfde deed als daarvoor. Ik sportte, maar kwam soms drie kilo in de week aan. Die hormonen en trage stofwisseling zorgden daarvoor. Al at ik maar duizend calorieën op een dag, ik kwam aan.’
Wat gebeurt er precies als jij een eetbui hebt?
‘Als ik niet goed in mijn vel zit, plan ik eetbuien als moment van troost. Dan ga ik naar de supermarkt en koop ik waar ik op dat moment zin in heb. Vaak is het veel, een combinatie van hartig en zoet en met verschillende structuren en smaken. Daarna eet ik in een snel tempo veel en alles door elkaar heen. Ik raak daardoor wat versuft, mijn gevoelens vlakken af en ik ben even in een roes. De onrust in mijn hoofd is even weg. Het is een soort overlevingsstrategie.’
Om te kunnen voelen, automutileerde je even.
‘Dat heb ik een keer of drie gedaan toen ik heel depressief was. Ik vond het heel erg. Door de antidepressiva voelde ik niets meer, ik was totaal versuft, kon niet meer huilen. Ik had iets nodig om weer te voelen, paradoxaal natuurlijk. Gelukkig voelde ik vrij snel weer en eerlijk gezegd kon ik ook niet zo goed tegen de pijn in mijn dijen. Ik voelde me zó niet mezelf. Die depressieve episodes heb ik soms nog, maar niet meer zo erg als toentertijd.’
Nu je weet dat er een genetische oorzaak is, maakt dat het makkelijker om te accepteren?
‘Ik sta er best dubbel in. Aan de ene kant weet ik dat ik niet kan zeggen: ik ga dit jaar tien kilo afvallen. Maar het feit dat ik me niet meer obsessief op afvallen richt, heeft rust gebracht. Hoe ik met eten en bewegen bezig ben, lost dit genetisch defect niet op. Ik ben nog steeds bij Liesbeth van Rossum in behandeling, maar de mentale kant heeft nu prioriteit.’
Omschrijf jouw relatie met eten eens?
‘Obsessief. Afhankelijk van hoe ik in mijn vel zit, kan ik er de hele dag mee bezig zijn. Als ik gestrest ben bijvoorbeeld, of juist wanneer ik teveel tijd heb om erover na te denken. Ik leg mezelf dingen op: ik móét sporten, ik mag ’s avonds niet teveel koolhydraten en suiker. Na Obese mocht ik dat al helemaal niet van mezelf. Het is ongezond en kunt dat niet je hele leven volhouden. Ik werd er trouwens ook niet leuker op.’
Jij dacht: als ik afval, word ik gelukkig en succesvol?
‘Ik was volledig gericht op de symptomen. Ga maar diëten, veel bewegen en dan komt alles goed. Maar ik was nog steeds niet blij of gelukkig. Toen heb ik geleerd dat de mentaal emotionele kant veel belangrijker is. Medicatie kan een deel van de oplossing zijn, maar nooit de volledige oplossing. Ik krijg veel mails van mensen die een maagverkleining hebben ondergaan. Zij zeggen: ‘Ik ben nu veel slanker, maar nog steeds heel intensief met eten bezig.’ Tussen je oren verandert er niets, daar moet je ook mee aan de slag.’
"Het feit dat ik me niet meer obsessief op afvallen richt, heeft rust gebracht"
Afgelopen april was je bij de talkshow M. te gast. Patty Brard zat naast jou om over haar maagverkleining te praten. Zij was voorheen een soort nationale schietschijf als het om haar gewicht ging.
‘Ze vertelde er heel genuanceerd over. Dat gezondheidsrisico’s een reden voor haar maagverkleining waren, maar de nare reacties over haar gewicht ook. Op haar Instagrampagina wordt ze nu de hemel in geprezen, want wat ziet ze er goed uit! Maar dat wordt dus alleen gezegd omdat ze nu dun is. Een jaar geleden was ze nog een ‘dikke zeekoe’. Ik vind het moeilijk dat er in de media alleen positieve verhalen over maagverkleiningen worden gedeeld. Dat is niet realistisch en best gevaarlijk. Daardoor gaan sommige mensen die nog weinig begeleiding hebben gehad of nog helemaal niet met het onderliggende deel zijn bezig geweest, meteen door naar een maagverkleining. Dat is niet de oplossing.’
Welke rol spelen de media in die beeldvorming?
‘Vrouwenbladen laten vaak een eenzijdig beeld van vrouwen zien. Vrouwen zijn allemaal dun, jong en wit. Je moet tot de norm behoren en een bikinibody krijgen, maar dan staat er vijf pagina’s verderop wel een recept voor appeltaart en vijf pagina’s daarna een artikel over zelfacceptatie. Sorry hoor, who are you kidding? Hieruit blijkt dat inhoudelijke keuzes ook in dienst staan van geld verdienen: door onzekere vrouwen bepaalde producten te laten kopen. Al die dieetboeken worden gepubliceerd vanuit de gedachte dat je als vrouw aan de norm moet voldoen. Vrouwen zijn daar gevoelig voor. Het stoort me ontzettend. Media veranderen wel, maar langzaam, want ze moeten natuurlijk ook hun adverteerders in dit proces meekrijgen.’
In de Amerikaanse media is die verandering al enigszins gaande. Waarom hier nog niet?
‘Er is geen behoefte aan, is lang gezegd. Onzin, natuurlijk. Dat is denken vanuit stereotypering en eenzijdige representatie. Ik ben daar klaar mee en met mij gelukkig veel andere mensen. Kijk naar de body positivity beweging, dat is geen hype gebleken. Het kan ook niet meer terug naar hoe het was, te veel mensen hebben hun mond opengedaan en te veel mensen springen op de barricades. Daarom ben ik niet pessimistisch over de media, maar er moet nog veel veranderen. Je ziet bijvoorbeeld wel dikke mannen op televisie, maar nauwelijks dikke vrouwen. Dat is puur seksisme en een goed voorbeeld van een dubbele standaard.’
Nog even terug naar het boek. Daarin schrijf je over je moeder, die kanker heeft: ‘Al is haar lichaam niet sterk en gezond, het is wel dun.’
‘Dat is heftig, hé? Toen ik in de wachtkamer bij de eetstoornissenkliniek zat, zag ik een meisje met anorexia. Ik dacht: ik wou dat ik haar eetstoornis had, want ik wil zo graag dun zijn. Dunne mensen worden eerder geholpen, bij dikke mensen is het hun eigen schuld. Die gedachte bij mijn moeder is natuurlijk extreem. Zij was hartstikke ziek. Maar zo diep zat het dus. Het laat ook zien dat het niet om gezondheid gaat, maar om uiterlijk.’
Ik ben klaar met excuses maken voor mijn lichaam, is de boodschap van jouw boek. Ben je daar echt klaar mee?
‘Ik wíl er heel graag klaar mee zijn. Soms lukt het en heb ik er schijt aan. Op andere dagen heb ik het gevoel dat iedereen naar me kijkt, dan voel ik me ongemakkelijk en weet ik niet welke kleding ik aan moet doen. Dit ben ik, deal with it en anders fuck you, zou ik graag willen zeggen.’ Lachend: ‘Of iets genuanceerder. Het kost alleen veel tijd om op dat punt te komen.’
Ben je nu gelukkig?
‘Ik ben niet altijd gelukkig, maar wel gelukkiger dan ooit. Ik kan genieten van mezelf zijn. Het succes van het boek is fijn, maar daar gaat het uiteindelijk niet om. Ik realiseer me dat dit weer vervliegt. Uiteindelijk moet je het zelf doen: er wordt je niets in de schoot geworpen.’
LEES MEER...