Arie is mijn broer. We zijn geboren in hetzelfde huis en zelfs in hetzelfde jaar. In veel opzichten lijken we op elkaar. En tegelijkertijd zijn we totaal verschillend. Mijn elf maanden oudere broer leeft zijn leven van jongs af aan met zelfvertrouwen. Ik twijfel en pieker. We horen bij elkaar en we hebben geen woorden nodig, maar we praten graag. Ik word blij als ik Arie zie, dat is altijd zo geweest. Onze verbondenheid zal het voor mijn broer extra pijnlijk hebben gemaakt om te zien hoe ik me steeds meer verloor in drank en drugs. Voor Lef mocht ik hem interviewen.
Klaas interviewde zijn broer Arie voor Lef Magazine
Dit interview verscheen in december 2016
Fotografie: Esmée Franken
Je hebt twee broers die in herstel zijn. Ben jij verslaving daardoor beter gaan begrijpen?
‘Ja. Dat merk ik wanneer mensen lachend roepen dat ze verslaafd zijn aan sport, of aan chocola. Verslaving is een dodelijke ziekte, denk ik dan. Ik kijk er anders tegenaan dan anderen, heb gevoeld en gezien wat echte machteloosheid is. Maar ook het diepe respect ervaren wanneer iemand die machteloosheid overwint en elke dag opnieuw weer vecht voor een gelukkiger en meer productief leven.’
Verslaving is deels genetisch bepaald. Sytze en ik hebben overduidelijk een tik van die molen gehad. Zie jij bij jezelf trekken van verslaving?
‘Daar heb ik natuurlijk veel over nagedacht. In onrustige periodes van mijn leven trok ik de nachten in. Alcohol, drugs, vrouwen… dan voelde ik die neiging tot ontsporen ook. Te diep gaan, destructief verdoven van gedachten, angsten en onzekerheden, en vluchten voor verantwoordelijkheden, relaties, de volgende stap in een leven. Dat zijn wel elementen die naar verslaving neiging. De baldadigheid die vroeger bij dronkenschap hoorde, of de zucht in een groep verder te gaan dan de rest. De monomane manier waarop ik met sport en werk omga, ook. Toch denk ik dat het verschil met een echte verslaving is dat ik de impulsen op andere momenten goed kan weerstaan. Ik heb de uitknop altijd kunnen vinden. Het waren altijd periodes, momenten. Nooit hele delen van mijn leven.’
Van mezelf weet ik dat ik het gevoel van een roes vanaf de eerste keer geweldig vond. Onder invloed durfde ik meer, voelde ik veel minder de druk van bezig zijn met hoe ik overkwam. Volgens mij was alcohol drinken voor jou veel meer iets avontuurlijks. Gewoon lachen. Zie ik dat goed?
‘Ja, dat komt misschien ook omdat ik van karakter al wat overmoedig ben. Drank zette dat nog aan, het ging vaker om bravoure, meedoen, plezier hebben. En later drugs, dat ging toch meer om het stilzetten van mijn hoofd waarin altijd alles aan staat. Even verdoven, niet bezig zijn met alle verantwoordelijkheden. Avontuur, een beetje gevaar… een bijna filmische romantiek zat er voor mij achter. En toch, als je het over die roes hebt, denk ik aan de eerste keer dat ik jou echt dronken zag worden. We waren op een hockeyfeest, terwijl we die sport niet bepaald beoefenden. Van onze buurjongen hadden we allemaal een fles drank meegekregen, om naar binnen te smokkelen. Iedereen deelde, maar jij had een fles jenever, en dronk die in je eentje op. Diezelfde buurjongen heeft je, lijkbleek en slapjes, tegen de voordeur van ons ouderlijk huis gehangen en aangebeld. Ik heb me daarover vaak afgevraagd, waar die destructieve dronk op zo’n jonge leeftijd vandaan kwam. Wat denk jij?’
Ik denk dat dit voor een belangrijk deel komt door de behoefte uit mijn hoofd te vluchten. Als kind al was ik voortdurend aan het denken en analyseren, op een tobberige manier. Vooral, zoals ik net al aangaf, over mijn rol in situaties en de wereld om mij heen. Hoe zienanderen mij? En vooral: hoe zorg ik dat ze mij aardig, stoer, grappig vinden? Dat malende brein bleek ook uit te kunnen. De drang om dat met regelmaat te doen was overweldigend sterk. Maar jij hebt dus ook wel tijden gehad waarin je flink dronk en drugs gebruikte. Was dat anders dan het baldadige tienerdrinken.
‘Als tiener zat het voor mij in dezelfde categorie als vechten en stelen. Experimenteren met dingen die ik nog niet kende. En dan bij voorkeur dingen die geheimzinnig waren of verboden. Later werd het stoom afblazen. Gek genoeg kreeg ik daar meer behoefte aan naarmate mijn werk serieuzer werd. Emotioneel zware televisieprogramma’s over mensen die vaak in de knoop zaten in hun leven. Pesten, uit de kast komen, er was altijd een obstakel in die levens. Ik maak dat soort televisie het liefst, maar er is een periode geweest dat ik het erg zwaar vond. Ik was vrijgezel, miste de stabiliteit van een relatie ook. Die combinatie bleek gevaarlijk. De behoefte om te verdoven en vluchten was groot. Het was veel rationeler én emotioneler dan die experimenterende fase in onze jeugd.’
Ik was op de middelbare school al een stevige drinker en dat werd alleen maar heftiger naarmate ik ouder werd. Kwam de term ‘alcoholisme’ wel eens bij jou op als je zag hoe ik bezig was?
‘Nooit. Dat was een term die hoorde bij zwervers en oude mensen. Mijn broer was slim. Een jongen waar meisjes verliefd op werden. Hij leerde op school makkelijker dan ik, had brede schouders en mooie krullen. Was gevat en sterk met taal. Ik keek naar hem op.’
Weet je nog wanneer je je voor het eerst realiseerde dat ik echt een probleem had?
‘Er zijn twee momenten geweest waarop ik begon te zien dat het een dieper liggend probleem was, dat drinken. De eerste keer was in Amerika, toen ik daar studeerde. Je was me op komen zoeken. Toen we allemaal dronken waren op een avond in een zwembad in West-Palm Beach, zei je plotseling dat ik je in de steek had gelaten door weg te gaan uit Nederland. Het was een grap. Maar ik vroeg me af waarom je zoiets over onze hechte band nooit ter sprake had gebracht terwijl we nuchter waren. Emotie die pas loskomt als er gedronken is, zoals de Russen dat ook doen.
Het tweede moment was tijdens je studie. Ik zag je minder vaak, dus als ik je kwam opzoeken had ik er behoefte aan je ook echt te spreken. De middagen begonnen dan goed, maar je dronk zoveel sneller en harder dan ik. Al snel werden het dronkenmansgesprekken. In die tijd voelde ik me best ver verwijderd van je, alsof de studentencultuur je van me had weggekaapt. Voor het eerst in mijn leven had ik het gevoel je niet te begrijpen, je transformeerde en ik maakt geen deel uit van het leven dat je koos.’
Wat deed dat met jou?
‘Ik raakte je kwijt, en voelde me machteloos. Later leerde ik dat veel broers, zussen, partners van verslaafden dat zo ervaren. Als je van iemand houdt, wil je helpen. Maar wat hulp dan precies betekent… ik voelde me ook wel eens schuldig dat ik meedronk, in de jaren dat ik wist dat alcohol voor jou iets anders was dan voor mij.’
Heb jij ooit het gevoel gehad dat je er iets aan kon doen?
‘Dat is misschien wel de kern van die machteloosheid. Ik wilde graag iets doen, maar wist niet wat, of hoe. Ik vulde het dan maar in met praktische hulp. Geld lenen. Dingen regelen. Wat ik had moeten doen is streng zijn. Misschien zelfs afkappen en niet met je omgaan als je geen hulp zou zoeken. Maar ik was bang dat ik je dan kwijt zou raken. Dat is ook zoiets. Wanneer ben je iemand eigenlijk meer kwijt, als dat de enige twee mogelijkheden lijken?’
Iemand die problematisch drinkt en drugs gebruikt, is vooral met zichzelf bezig. Voelde jij je wel eens door mij in de steek gelaten?
‘Toen je net in herstel was legde je een keer uit dat iemand die verslaafd is geen relaties aangaat, maar de ander in gijzeling neemt. Ik geloof dat dat voor mij vooral emotioneel gold. Dat heeft toch weer te maken met dat gevoel van machteloosheid. Iets willen doen, zelfs iets moeten doen als broer, maar niet weten wat. En misschien ook wel gewoon angstig zijn het verkeerde te doen. Dus nee, in de steek gelaten niet. Eerder andersom. Ik heb vaak het gevoel gehad dat ik er onvoldoende voor je was, dat ik er had moeten zijn op bepalende momenten. We hebben het daar later over gehad. Wanneer help je iemand meer? Door hem te beschermen, of juist door hem even los te laten omdat het misschien belangrijker is dat die ander eerst de bodem raakt voordat er weer gebouwd kan worden?’
Ik heb regelmatig bij je aangeklopt om geld te lenen. Dat chronisch geldtekort kwam natuurlijk door mijn levensstijl, dat had jij ook wel door. Toch heb je me vaak geld gegeven. Wat was voor jou de reden om dat wel te doen?
‘Als je niet meer weet wat je kan doen om te helpen, om liefde te tonen, is het lenen van geld soms een makkelijke oplossing. Ik ben er voor je, leek ik daarmee te zeggen. Later realiseerde ik me pas dat ik daarmee juist iets in stand hield. Maar ik was zo bang voor de gevolgen als je rekeningen niet meer kon betalen.’
In de laatste jaren van mijn actieve gebruik werd je nogal eens opgebeld met de vraag of jij wist waar ik was als ik weer een nacht kwijt was. Dat, het gedoe om geld, mijn oneerlijkheid; werd je er wel eens wanhopig van of heb je altijd gedacht dat het wel goed zou komen?
‘Ik ben vaak bang geweest je te verliezen. En ik weet dat we daar dichtbij zijn geweest. De wanhoop was dus eerder angst, dan frustratie. Ik wist dat jij geen leven lang zou drinken en gebruiken. Dat leven zou vroegtijdig stoppen, of drastisch veranderen. Dat waren de enige twee scenario’s. Ik vreesde het ene, en hoopte op het andere.’
Maakte het je kwaad?
‘Er zit een kwetsbaarheid in jou die het onmogelijk maakt kwaad op je te worden. Natuurlijk had ik sterker moeten zijn, kwaad moeten worden. Ik had grenzen moeten stellen, je misschien een pak rammel moeten geven. Maar dat kon ik niet. Ik was te bang voor de verwijdering die daar ook het gevolg van had kunnen zijn. Te bang ook dat er iets met jou zou gebeuren als ik los zou laten.’
En toen besloot Sytze om zich te laten opnemen in een kliniek. Wat dacht je toen hij je dat vertelde?
‘Ik wist toen nog niet hoe een leven kon veranderen door zo’n eerste stap. Hij had eerder trajecten doorlopen. Sytze heeft nog meer moeite met autoriteit dan wij. Vol vertrouwen was ik daarom niet, maar ik hoopte wel weer op verandering. Elke poging is een strohalm. Wat ik me toen nog niet realiseerde is dat het niet de autoriteit is die de verandering teweeg brengt. Het moet van binnen komen. En dat kwam het daar voor hem, eindelijk.’
Ik weet dat pa en ma toen hoopten dat ik me ook zou laten behandelen. Hoe dacht jij daar op dat moment over?
‘Dat dachten wij natuurlijk allemaal. Vooral toen we Sytze als ander mens terug zagen komen. Zoveel vitaler, blijer… kwetsbaarder ook. We kregen onze broer terug.’
Heb je wel eens zorgen gemaakt wat ‘men’ zou vinden als ze hoorden dat twee van je broers in rehab hadden gezeten? Dat is natuurlijk koren op de molen van de rioolpers.
‘Nooit. Tenminste niet om mijn eigen persoon, of de gevolgen voor mijn werk. Ik hou van mijn broers, ben trots op ze. Nu nog meer dan ooit tevoren. Ik leer van jou en Sytze. Zoveel van die stappen uit ‘the program’ zijn voor mij, en andere mensen, ook zo waardevol. Ze nodigen uit in het hier en nu te leven, rekening te houden met de mensen om je heen, niet te oordelen… dat zijn waardevolle lessen. Ik vertel vaak vol trots over het herstel, het doorzettingsvermogen, de liefde. Nee, ik maakte me toen alleen zorgen om onze ouders. Die leden het meest onder de situatie. En media-aandacht zorgt voor nieuwe vragen, nieuwe oordelen. Opgerakelde verhalen. Een schaduwzijde van mijn werk waar ik me op dat moment voor het eerst echt bewust van werd.’
Sytze heeft na zijn verblijf in de kliniek zeker vier maanden bij jou in huis mogen wonen. Hij was nog niet weg of je nam mij vier maanden in huis. Mij heeft dat enorm geholpen om mijn leven op de rit te krijgen. Daar ben ik je ontzettend dankbaar voor. Ik kon me daardoor volledig richten op mijn herstel en op mijn werk. Heb je wel eens getwijfeld of je dat wel moest doen? Was je bijvoorbeeld niet bang dat een van ons zou terugvallen - of zelfs allebei?
‘Je vergeet dat ik een groot deel van ons leven op zoek was naar handreikingen, momenten waarop ik eindelijk iets kon betekenen als broer. De machteloosheid waar we het eerder over hadden. Nu was er eindelijk iets concreet. Voor het eerst kon ik tot steun zijn, iets doen dat constructief was en echt hielp. Juist omdat jullie zo met die ene dag per keer bezig waren, dacht ik zelf ook niet aan een terugval. Dat was een angst die misschien in de toekomst lag, maar geen realiteit van het moment. Die periode zie ik als een van de mooiste in ons leven. Hij ligt aan de basis van het geluk dat we nu kennen en ervaren.’
Kun je het je nu voorstellen, dat ik weer zou gaan drinken? Denk je daar überhaupt wel eens aan?
‘Soms ben ik bang dat er iets erg gebeurt in ons leven. Een drama met onze gezinnen, een blessure waardoor je niet meer kunt hardlopen, of iets anders dat ook voor niet-verslaafden al levensveranderend kan zijn. Maar dat is een sluimerende angst. Er staat een bastion van vertrouwen tegenover. Voorbeelden van kracht, vastberadenheid, liefde, geluk… ik kan het me dus niet echt voorstellen.’
Vind je dat er iets is veranderd in ons gezin nu twee broers in herstel zijn?
‘Veel zelfs. Doordat jullie zo goed zijn in het verwoorden van gevoelens, zijn we daar allemaal beter in geworden. De kwetsbaarheid die nodig is om amends te maken, nodigt ons uit hetzelfde te doen. Verslaafd ben je als gezin. In herstel dus ook. We zijn door jullie veel beter geworden in het praten over wat ons ten diepste bezig houdt. Maar weet je wat voor mij persoonlijk het allerbelangrijkst is, dat nu onze relatie weer in evenwicht is. We zijn gelijken. Ik leer van jou, jij van mij. Ik leun op jou, jij op mij. Met Sytze hetzelfde. We staan weer naast elkaar, terwijl de verslaving er eerder voor zorgde dat ik me een soort vader voelde over mijn eigen broers. Die geld leent, en dingen oplost als ze dat zelf niet meer kunnen.’
We hebben je de afgelopen jaren redelijk wat verteld over de 12 stappen en de principes die bij herstel horen. Wat vind jij van dat programma?
‘Ik heb mijn broers terug dankzij dat programma. En doordat jullie er zo mee bezig zijn, zie ik wat het met je doet als mens. Daar leer ik van. Die 12 stappen zijn waardevol voor iedereen, zeker ook voor niet-verslaafden.’
We zien elkaar nu weer vaak, wonen in dezelfde buurt, allebei getrouwd, allebei vader geworden, onze dochters zijn bijna even oud; best bijzonder allemaal. Hoewel ik liever minder verdriet had veroorzaakt, ben ik toch blij hoe het leven is gelopen. En jij?
‘Je hebt meer vreugde geschonken dan dat je verdriet veroorzaakte. Onze band is niet alleen zo sterk doordat we in hetzelfde jaar geboren werden, een leven lang met elkaar optrokken, maar ook door die periode waarin de verslaving de overhand had. Misschien is het wel waar dat je geluk pas echt kunt waarderen als je ook ongeluk gekend hebt. Jou en Sytze gelukkig zien komt zoveel intensiever op mij over omdat ik ook die andere kant zag. Dat het leven langs die twee scenario’s kan verlopen en dat dit het is geworden. Man, daar ben ik zo ontzettend dankbaar voor. Ik heb mijn broers terug gekregen, en er ligt nog een heel leven voor ons.’
LEES MEER...