Wielrenkampioen Leontien van Moorsel (51) reed tijdens haar eetstoornis wedstrijden op een bakje yoghurt en een beetje fruit. ‘Als ik won was ik blij voor mijn ouders, maar ondertussen maakte ik me zorgen om de champagne die bij winst hoorde: om die te verbranden, moest ik extra trainen.’ Ze gebruikt haar ervaring nu in het Leontienhuis, een inloophuis voor mensen met een eetstoornis. Want: ‘De overwinning op mijn eetstoornis betekent veel meer voor me dan de winst in de Tour de France.’

 

Bij de ingang van het Leontienhuis hangt een foto van de opening: Leontien samen met Koningin Máxima. ‘Daar ben ik waanzinnig trots op. Máxima was oprecht geïnteresseerd, dat betekent ontzettend veel voor onze mensen.’ In de ruimte waar we gaan zitten, hangt een aantal grote zwart-witte actiefoto’s van topsporters. De mooiste is die van Van Moorsel zelf: geconcentreerd, een lage naar het stuur gebogen houding, alle spieren aangespannen en een vastbesloten blik. De energie spat van de foto af. ‘Dat was tijdens mijn laatste Olympische Spelen (Athene, 2004). Ik knal alle kracht uit mijn lijf, het geloof in mezelf was daar duidelijk terug.’


Tijdens je eerste Olympische Spelen (Barcelona, 1992) zat je midden in je eetstoornis. Hoe was dat?
‘De helft van de tijd zat ik helemaal leeg omdat ik mezelf zo slecht verzorgde. Ik at niet en was vooral met de randverschijnselen bezig. Dan zat ik in de eetzaal om me heen te kijken: O, daar heb je Boris Becker! Zo’n Olympisch dorp is gigantisch groot. Je moet je af kunnen sluiten voor alle verleidingen, want je kunt 24 uur per dag alles eten en drinken wat je wilt. In Sydney en Athene kon je de klok rond McDonalds bestellen. Er zijn mensen die daar moeite mee hebben, ik kreeg er juist moraal door. Ik zag mijn concurrentie vlak voor de wedstrijd een hamburger naar binnen werken. Al moet ik mijn fiets opvreten, jij gaat niet van mij winnen, dacht ik. In 1990 deed ik mee aan de wereldkampioenschappen in Japan. Ik was afgetraind, nog niet anorexia-mager. In gedachte was ik al met de Tour de France bezig, want als wereldkampioen wilde ik die ook winnen. Het niet eten sloeg toen door. Er zat een stemmetje in mijn hoofd dat zei dat ik niet mocht eten, zelfs niet om de Tour te winnen.’

Dat het je überhaupt nog lukte om zo hard te fietsen…
‘Tijdens de training voelde ik dat ik kracht kwijtraakte. De drie kilometer achtervolging - een echte krachtexplosie - was altijd mijn sterke punt. Opeens kon ik die power niet meer op mijn pedalen overbrengen, het ontbrak me simpelweg aan kracht. Ineens eindigde ik op de 23e plek. Mijn vader zag de teleurstelling, hij wist wat ik er allemaal voor deed. ‘Houd de focus vast Tinus, dan ga jij die Tour winnen’, zei hij in een poging me aan te moedigen. Het deed hem natuurlijk pijn om mij zo te zien. Ik wilde voor mezelf winnen, maar vooral voor mijn ouders. Hun levensgeluk hing er deels vanaf. Zij hebben altijd alles gedaan om mij te kunnen laten fietsen en iedere gulden omgedraaid om het te kunnen bekostigen. Tijdens een van de laatste etappes van de Tour, die naar de Alpe d’Huez, was ik mentaal ijzersterk, maar fysiek helemaal naar de klote. Toch was ik vastberaden: ook al heb ik pijn en zit ik er volledig doorheen, ik moet dit winnen voor mijn ouders.’

Kon je op het dieptepunt nog wel op een zadel zitten?
‘Als je midden in een eetstoornis zit, ligt je pijngrens ongezond hoog. Mensen met anorexia zijn heel gedreven, anders kun je jezelf niet dag in dag uit uithongeren. Als we hier in het Leontienhuis bijeenkomsten houden, zeg ik vaak: jullie zetten die gedrevenheid op een verkeerde manier in. Gebruik de kracht die je in uithongeren stak, nu voor je herstel. Dan kom je er ijzersterk uit. Ik heb dat zelf ervaren en merk het hier ook: als je er uitkomt, staat er echt iemand. Dan ben je niet meer klein te krijgen.’

Hadden je ouders door dat het niet goed zat?
‘Omdat ik wedstrijden bleef winnen, heb ik ze lang om te tuin kunnen leiden. ’s Ochtends at ik een bakje yoghurt met een klein beetje fruit, in de middag een rijstwafel en ’s avonds twee borden vol groenten. Wisten mijn ouders veel, ze hebben er nooit bij stilgestaan dat ik op die manier veel te weinig binnen kreeg. Ze dachten dat het een voedingsadvies was om hard te kunnen fietsen. Totdat de eetstoornis mij persoonlijk veranderde: de vrolijke Leontien was weg. Voorheen kon ik intens van eten genieten. Sinterklaas en Kerst werden bij ons thuis op z’n Brabants gevierd, met veel en lekker eten. Rond Kerst begonnen ze het door te krijgen. Leontien wil niet meer bij het kerstdiner zitten, ze is alleen nog maar op haar kamertje aan het trainen, zeiden mijn ouders. Ik zat toen al een paar jaar in de eetstoornis en raakte steeds meer geïsoleerd. Ik wist dat het moest veranderen.’

Hoe lastig is het om je eetstoornis aan te pakken als je daar tegelijkertijd sportief heel goed op presteert?
‘Ontzettend moeilijk, want ik wilde natuurlijk wel blijven winnen. Maar ik voelde me ook verschrikkelijk eenzaam en zo hoor ik niet te zijn: ik ben vrolijk en houd van mensen en van het leven. Dat ik ooit voor mijn sport - om prestaties te kunnen leveren - een eetstoornis ontwikkeld heb, past helemaal niet bij mij. Ik wilde er graag uitkomen, maar hoe? Jarenlang had ik heel gestructureerd geleefd en dat leverde dus ook nog wat op ook. Een eetstoornis overwinnen is ongelofelijk lastig. Ik vond het moeilijk omdat iedereen voortdurend tegen me zei hoe fantastisch ik het deed. Bij iedere gewonnen wedstrijd kreeg ik talloze schouderklopjes. De eetstoornis werd dus beloond.’

Werd er in de wielerwereld op jouw eetprobleem gereageerd?
‘Er was 25 jaar geleden nog niet zoveel bekend over anorexia. Maar ik zag wel dat jonge talenten uit de nationale ploeg mijn voedingspatroon overnamen. Ik voelde me daar verantwoordelijk voor: ik had een voorbeeldfunctie. Als ik won, was ik blij voor mijn ouders, maar ondertussen maakte ik me zorgen om de champagne die bij winst hoorde: om die te verbranden, moest ik extra gaan trainen. Topsport is balanceren op een heel dun koord. Trainen, voeding en ontspanning moeten in balans zijn. Aan sommige huidige profrenners zie ik dat ze het niet onder controle hebben.’

Wanneer dacht jij: ik heb een probleem?
‘Op een aantal momenten. Topsporters hebben een hele lage hartslag. Hoe beter je in vorm komt, hoe lager. Op een gegeven moment was ‘ie zo laag dat ik niet durfde te gaan slapen. Dit wordt mijn dood, morgenvroeg word ik niet wakker, was mijn overtuiging. Mijn hartslag was extreem laag, vervolgens was het rustig en dan ineens: boem! Het was heel eng. Wat ben ik eigenlijk aan het doen? Toen realiseerde ik me dat ik niet dood wilde, maar ook niet op deze manier verder wilde leven. Een ander moment is nadat ik Michael leerde kennen. Hij had het een half jaar aangekeken en zei: ‘Tinus, ik kan zo niet met jou leven. Het doet me zoveel pijn om te zien dat jij je lijf aan het kapotmaken bent. Ik moet een punt achter onze relatie zetten.’ Eerst deed ik nog stoer. ‘Nou, zoek het dan maar uit, ik fiets toch hard!’ Pas toen ik erover na ging denken, drong tot me door dat ik alles aan het kwijtraken was: mijn familie, de jongen waar ik smoorverliefd op was, mijn plezier in de sport, en dat allemaal vanwege het stemmetje in mijn hoofd.’

Je bent niet in een kliniek behandeld. Hoe heb je het aangepakt?
‘Michael’s ouders zijn mijn redding geweest. Ik probeerde mijn eetgedrag te doorbreken, maar mijn eigen ouders waren veel te lief voor mij. Ze zijn altijd lief voor mij geweest, maar ook voor de eetstoornis. Ik moest een andere omgeving opzoeken. Michael en ik zijn een half jaar uit elkaar geweest. Nadat we weer samen kwamen, stortte ik fysiek en mentaal in. Hij haalde me in Frankrijk uit een wedstrijd: ‘Vanaf nu doen we het samen.’ Ik was leeg en kon niet meer op een fiets zitten. Daarna ben ik bij zijn ouders ingetrokken. Dat was in 1994, toen ben ik een paar jaar gestopt met fietsen. Mike’s moeder is liefdevol, maar ook heel consequent. Michael heeft dat ook. Ze zeiden: ‘We zijn er dag en nacht voor jou. We hebben een lijst samengesteld van wat je moet eten om weer gezond te worden.’ Ze zijn al die tijd een luisterend oor geweest. Bij hen heb ik opnieuw leren eten, sporten, alles eigenlijk. Het was een hele zware weg. Vier jaar heb ik vol in de eetstoornis gezeten, mezelf terugvinden heeft ook vier jaar geduurd. Het ging als een bergetappe: op en neer. Ik denk dat veel anorexia- en boulimiapatiënten zich hierin herkennen. Je gaat een stukje omhoog, een stukje naar beneden, je stabiliseert, totdat je voelt dat je je leven langzaam terugkrijgt. Ik voelde me heel erg gesterkt door mijn jeugd- en familiefoto’s. De vrolijke Leontien die ik daar zag, zo wilde ik weer worden, ook als ik daardoor nooit meer zou fietsen. Het heeft anderhalf tot twee jaar geduurd voordat ik het weer probeerde. Mijn leven werd beetje bij beetje leuker. Het Leontienhuis is een verlengde van hoe de familie Zijlaard er voor mij is geweest: door te luisteren, aandacht te geven, er op moeilijke momenten - zoals vlak voor en na het eten - te zijn en door mij te laten inzien dat ik de moeite waard ben. Ik heb in totaal negen jaar bij ze ingewoond. Hun aanpak heeft echt het verschil gemaakt. Dat probeer ik in het Leontienhuis ook te doen.’

Een paar jaar geleden was het Leontienhuis nog een vervallen boerderij. Michael heeft deze plek gevonden. Hij zag de potentie, ik was niet direct overtuigd: ‘Ja maar Mike, het is anti-kraak en het sneeuwt binnen!’, zegt ze lachend. Die bouwval is inmiddels omgetoverd tot een prachtig pand: strak, modern en ruimtelijk ingedeeld. Het is er druk vandaag. Er lopen professionals, ervaringsdeskundigen, cliënten en vrijwilligers rond. Toen ze vorig jaar van dopinggebruik beschuldigd werd, heeft ze veel steun gehad van iedereen in het Leontienhuis. ‘Onze cliënten stonden alweer zo krachtig in hun schoenen, dat ze een ingezonden brief naar twee kranten stuurden. De brief was zo mooi geschreven. Kijk, híer draait het dus om, dacht ik. Die beschuldiging doet ontzettend veel pijn. Het is oneerlijk, want het is gewoon niet waar’, zegt ze vurig.’ Dan informeert een van de gastvrouwen naar de lunchwensen. Leontien: ‘Een bruine boterham met kaas en jam. En doe er eentje met pindakaas en hagelslag bij. Heerlijk!’

Wanneer wist je dat je de eetstoornis overwonnen had?
‘Ik weet het niet precies, maar in 1998 kwam ik terug aan de wereldtop en de jaren daarna ging alles fantastisch: ik werd Olympisch kampioen, moeder van Indy, met Michael ging het goed en ons bedrijf liep ook lekker. Toen overleed mijn beste vriend plotseling. Ik was zo boos, waarom wordt iemand zo jong uit het leven gehaald? In die moeilijke periode ben ik voor mezelf blijven zorgen, ik viel niet terug. Vier jaar gelden overleed mijn vader en toen heb ik het op dezelfde manier gedaan. Ik blijf rechtop staan in lastige periodes en weet: niet eten helpt niet, je lost er helemaal niets mee op. Je voelt je er alleen maar ellendiger door. Wat er ook gebeurt, je moet altijd voor jezelf blijven zorgen. Daarom durf ik nu wel te zeggen dat ik voor 200 procent genezen ben. Of je nu een eetstoornis hebt of een alcohol- of drugsverslaving, wat doe je op moeilijke momenten in je leven? Grijp je terug of ga je aan de slag met dat wat je in herstel geleerd hebt. Ik denk dat dat de belangrijkste boodschap is.’

Draag je dat ook uit in het Leontienhuis?
‘Iedereen die hier binnenkomt moet veilig zijn en zich thuis voelen. We luisteren naar je, al heb je tot tien uur ’s avonds nodig om je hart te luchten. Voordat het Leontienhuis bestond, praatte ik soms tot laat met meiden thuis aan onze keukentafel. Als ze nergens heen konden, bleven ze bij ons. Dat kan ook een valkuil zijn, dat je té betrokken bent. Ik ben hier niet dagelijks aanwezig, maar wel vaak. In ieder geval bij de groepsbijeenkomsten. Ik denk dat er meer wegen naar genezing leiden. Dus kijken we individueel naar waar iemand behoefte aan heeft. Wat heb jij nodig? Dan maken we een plan. We werken bewust samen met ervaringsdeskundigen en professionals. Je mag hier zo lang blijven als je zelf wilt en altijd terugkomen. We hebben één regel: we doen niet aan gekke diëten. Als je hier luncht, is de regel dat je minimaal twee boterhammen eet. Je mag een salade, maar wel voor erbij. We willen dat je normaal eet, de Schijf van Vijf is niet voor niets uitgevonden. Als je nooit suiker eet, word je een stikchagrijnig mens. Vetten en brood heb je ook nodig. Eet dus normaal, je hebt het allemaal nodig. Bij een gezond en gebalanceerd voedingspatroon hoort ook af en toe ongezond eten.’

Je hebt eens gezegd dat de overwinning op je eetstoornis meer voor je betekent dan de winst in de Tour de France.
Resoluut: ‘Veel meer. Doordat ik mijn eetstoornis overwon, ben ik de Leontien die ik nu ben. Met een eetstoornis kun je nog zoveel wedstrijden op je naam zetten, het doet je niets omdat je totaal gevoelloos bent. Kijk maar naar foto’s van mij nadat ik de Tour gewonnen heb: mijn blik is hartstikke leeg. Toen ik weer ging fietsen, werd ik wereldkampioen in eigen land. Maar belangrijker: ik was tijdens die wedstrijd gezond van lichaam en geest. Dat is zo waanzinnig mooi, daar kan echt niets tegenop.’

 

Wie is Leontien van Moorsel
Leontien van Moorsel (Boekel, 22 maart 1970) is een icoon in de Nederlandse sportwereld. Tijdens haar professionele wielercarrière (1989-2004) werd ze meervoudig Nederlands-, wereld- en Olympisch kampioen. In ’92 en ’93 won ze de Tour de France. Zes keer was Van Moorsel sportvrouw van het jaar. Na de Olympische Spelen in Athene (2004) stopte ze met professioneel wielrennen.
Sindsdien is Van Moorsel o.a. televisiepersoonlijkheid, organiseert ze de Ladies Ride en heeft ze een eigen sportkledinglijn. In 2013 was ze te zien in de programmareeks Tot op het Bot (BNN) waarin ze meiden met een eetstoornis coachte. In 2015 opende ze het Leontienhuis in Zevenhuizen.
Leontien van Moorsel trouwde in 1995 met Michael Zijlaard. Samen kregen ze dochter Indy (2007).

 

Tekst Maartje Hoofs / Fotografie Leon van den Broek / Visagie Jetty van Pelt / Kleding Dante6 

Reageer reacties (0)
LEES MEER...